A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Keila (urim en tummim)


 

 

Efod schouderkleed  met edelstenen aan voorzijde

De twaalf stenen vertegenwoordigen de 12 stammen van Israel, het volk van God

Beeld van hogepriester  is een heenwijzing naar de Christus, hogepriester van het Nieuwe Testament


.jpg'>

 

 

David raadpleegde de HEER  en vroeg:”Zal ik de strijd met deze Filistijnen aanbinden? De HEER antwoordde;Ja, bind de strijd aan met de Filistijnen; je zult Keïla bevrijden (1 Sam. 23:2) Keïla was een grensplaats. Het behoorde nog tot Israël, maar het lag tegen de grens van de Filistijnen aan. Het is daarom goed te begrijpen, dat de Filistijnen wel eens probeerden deze plaats in te palmen. Zo gebeurde het ook in de tijd van David. De Filistijnen hebben Keïla veroverd en David krijgt een noodkreet van de bewoners: Kom ons helpen, David. Maar de mannen van David zien het helemaal niet zitten om Keïla te hulp te komen. Slaags raken met de sterk bewapende Filistijnen lokt hen niet. En stel je voor dat ook Saul hen ook nog eens komt belagen. David moet een beslissing nemen, maar Hij weet niet wat hij moet kiezen. Daarom raadpleegt David de HEER. Hoe doet David dit? Hij doet dit op oudtestamentische manier door gebruik te maken van de efod met de Urim en de Tummim

 

Efod

 

 ”Wat is dat nu weer”? zult u vragen. De efod was een schouderkleed van de hogepriester. Dit  kleed was gemaakt van goud en purper. Dit kleed had een voorstuk en een achterstuk. Het ene hing voor de borst. Het andere hing op de rug. Op de efod droeg de hogepriester de borstlap. Op de voorkant hier van bevonden zich 12 edelstenen in 4 rijen van drie. Op elk van die edelstenen stond de naam van één der stammen van Israël. Dit dragen van de namen van de stammen betekende dat de priester optrad als de vertegenwoordiger van het volk. Zo draagt de Christus de namen van de zijnen op zijn hart. In de borstlap, die de vorm had van een zak, was de Urim en Tummim. Het was een middel  waardoor God zijn wil aan het volk bekend kon maken. De ene steen  gaf een ontkennend antwoord en de andere steen gaf een bevestigend antwoord op een vraag van een vragensteller. Gelukkig kon David over de efod beschikken want de priester Abjatar had zich aangesloten bij David.

 

Een soort antwoordapparaat? 

Is zo’n efod een soort antwoordapparaat?  Kun je God in eerbied gesproken dan opbellen en Hem vragen of Hij een concreet antwoord wil geven? Is een efod soms een multiple choice-systeen waarbij wij Hem onze vragen voorleggen en God een van onze mogelijkheden mag aankruisen? David vroeg aan de HEER:”Zullen we optrekken naar Keila?.

Raar?

 

Wij vinden dit vanuit onze cultuur erg raar. Maar laten we niet vergeten: de geschiedenis in het Oude Testament  maakt een ontwikkeling door. God past zich in zijn openbaring eerst aan bij de cultuur van die tijd om verstaanbaar te zijn. Toen werden orakels gebruikt om de wil van de goden te leren kennen. Ook Israël moest leren naar Gods wil te vragen. Wat wil God nu eigenlijk? In de vroegste geschiedenis van Israël gebeurde dat door een soort lotsorakel.

 Vervulling in Christus

 Dat was maar van korte duur. Na Davids tijd worden de Urim en de Tummim niet meer genoemd. Dit hangt samen met het optreden der profeten aan wie men Gods wil kon vragen. Met de komst van Christus wordt alles anders. Hij is de vervulling van Urim en Tummim, Hij is de tempel van God zelf, Als we vandaag de wil van God willen weten, zijn we ook niet meer aangewezen op de profeten, maar op de eeuwige Christus, die als de ultieme  tempel en laatste profeet onder ons aardlingen is verschenen.