A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Eufraat/Kabood


 

 Ik kwam weer in Tel-Abib, bij de ballingen die wonen bij het Kebar-kanaal (Ez.3:15)

Zie ook Eufraat/Irrigatie, Eufraat/Roepingsvisioen en Eufraat/Beenderendal

 Ezechiël was in gezelschap van koning Jojakin naar Babel gedeporteerd. Dat was nog enkele jaren vóór de verwoesting van stad en tempel van Jeruzalem door Nebukadnezar. Hij woonde  met de ballingen uit Juda in een lemen hut in het  plaatsje Tel Abib. 

Tel Abib lag bij  het Kebarkanaal aan de Eufraat in Mesopotamie. Dit kanaal zorgde voor afvoer van het overtollige water van de Eufraat.

Eufraat zonsondergang

 De plaats lag aan een zijrivier van de Eufraat, Kebar geheten, waarschijnlijk bij Nippur, waar we nog een indrukwekende ziggurat (tempeltoren) kunnen bezoeken.

Eigenlijk was het geen zijrivier, maar een irrigatiekanaal dat het water van de Eufraat  naar Babylon transporteerde. Hoe leefden de ballingen daar?

 

Waarschijnlijk als eenvoudige boeren en waren zij in bezit van enig vee dat noodzakelijk was voor mest en brandstof in een houtarme omgeving. Heel anders dan in Egypte konden de ballingen ook de taal verstaan van de bewoners van Mesopotamië. De burgers spraken daar  het Oost-Aramees. Te midden van zijn dorpsgenoten leefde Ezechiël als priester en profeet volgens de traditionele voorschriften (4:14). Hij was geen wereldvreemde kluizenaar. Hij blijkt heel goed op de hoogte  te zijn van de hem omringende Babylonische cultuur en literatuur.

Hangende tuinen van Babylon 

 

Hij moet een zeer geleerde profeet geweest zijn. Hij blijkt heel veel te weten van zijn culturele omgeving. En zo kon hij ook de stormvogel van Gods gericht worden in een geschiedenis van afval, ondergang (voor 586) en ballingschap (na 586 v. Chr).

Heerlijkheid (kabood)

Het Bijbelboek Ezechiël is het boek van de profeet die de heerlijkheid van de HEER  zag.  (Hebr:kabod, uitspraak :kabóód) .Hij zag die heerlijkheid  niet in de tempel, wat je zou verwachten, maar aan de rivier der Kebar in Babylon. Die heerlijkheid van de HEER is in het Oude Testament verbonden met het handelen van God in de uittocht van Israël uit Egypte en met de cultus rond de dienst van tempel en tabernakel. God verschijnt in het kleed van zijn heerlijkheid.

Sjechina

De zichtbare aanwezigheid van God in wolkkolom, tabernakel en tempel had na de verwoesting van stad en tempel (586 v. Ch.)plaats gemaakt voor Gods onzichtbare inwoning.

De Joden spreken van Gods Sjechina.  Daarbij wordt die heerlijkheid een hypostase. Een hypostase is een begrip dat de persoon van de HEER  representeert. De heerlijkheid van God is weliswaar een verhulde, een verborgen heerlijkheid, maar die heerlijkheid heeft alles te maken met Gods ontzagwekkende, glorierijke en liefde volle aanwezigheid.

Zo maakt de HEER zich bekend in het grootse roepingvisioen van Ezechiël. Daarbij maakt hij consequent gebruik van de ik-stijl. Toch is zijn boek beslist geen autobiografie. Het boek is een en al verkondiging van het Woord van God. God brengt zichzelf ter sprake in gericht en genade, in onheils- en heilsverkondiging.

Actueel

Het boek Ezechiël is zonder twijfel een heel moeilijk boek. Zonder uitleg wordt voor ons de betekenis vaak niet direct duidelijk. Maar de boodschap is ook voor onze tijd. In de tijd van Ezechiël werd het recht van de sterkste, de rijkste en populairste tot tora (= wet) verheven. De oude religies met hun verering van seksuele potentie en vruchtbaarheid  hadden ook in Israël veel invloed. Zaken als ras, natie,culturele en technische suprematie  kregen zoveel aandacht dat  de zorg voor de zwakke en lijdende mens verdween. Ezechiëls onheilsboodschap was en is nog steeds niet populair.Toch is er bij Ezechiël geen sprake van fatalisme. De profeet zegt niet: je moet in alles wat je overkomt maar  berusten. Nee, Hij roept de mens op tot inkeer en persoonlijk geloof. Kom tot inkeer en leef! (18:30-32). En uiteindelijk zegt de profeet dat niet, maar God zelf. God is geen lieve, toegeeflijke aardige grootvader, maar Hij is ook geen beledigde schoolmeester die met plezier onvoldoendes en strafwerk uitdeelt. God is anders dan wij denken. Dat kunnen we lezen in het roepingsvisioen.  

 

 Tenslotte-taal

God de Heer openbaart zich persoonlijk als Persoon- meer dan bij enig andere profeet – in zijn woord via Ezechiël.  Het is moeilijke taal, maar het is vooral “tenslotte-taal” , taalgebruik waarvan we vandaag nog niet alles kunnen vatten. Zoals God zich laat kennen in het visioen van Ezechiël, zo zullen we Hem straks leren kennen op de Dag des HEREN, de Jom Jahweh, waar Hij aan alle mensen zijn kabod, zijn  heerlijkheid zal openbaren. Helaas moeten we nu nog vaak met de vrouw van Pinehas zeggen

Ikabood

 Ikabod (Waar is de heerlijkheid? 1 Sam. 4: 19).Weg is de heerlijkheid uit Israël, want de ark Gods is buitgemaakt. Omdat het Hebreeuwse woord kabod geen lidwoord heeft, kan het ook een aanduiding van Jahweh zelf. Je zou ook kunnen vertalen: Waar is de HEER? I-kabood?