A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Apostelconvent (3).


Het apostelconvent besloot vier zaken, die allemaal met het afgodendom te maken hadden.

Het afgodendom had te maken met altaren van de Kanaanieten en de Griekse tempels

Altaar Kanaanieten

Tempel bijvoorbeeld van Poseideon

Tempel   van Apollo te Korinte

Onthouding van wat door de afgoden bezoedeld is.

Dat betekent allereerst zich distantiëren van de heidense offermaaltijden ter ere van een of andere god.

 

Onthouding van ontucht.

 

Hiermee is bedoeld de populaire tempelprostitutie. Vrije seks was heel normaal in de tempel als middel om contact te hebben met de godheid.

Christenen moesten daar niet aan meedoen, hoe vanzelfsprekend die gewoonte ook was.

 

Onthouding van het verstikte.

 

 

Geen vlees eten van dieren die niet geslacht waren, maar levend in stukken gescheurd en zo werden gegeten zonder dat het bloed er uit was uit gestroomd. Het betrof namelijk heilige dieren van de godheid.

Door het vlees van deze verstikte dieren (waar nog bloed in zit) tot je te nemen, kreeg je de kracht van die godheid zelf. Dat geloofden velen.

 

Onthouding van bloed.

 

Er werd vaak wijn vermengd met bloed gedronken om de levenskracht van de godheid te krijgen

Deze vier zaken vormen de basis van wat de synagoge ook vandaag nog als gebod voor de niet-joden en de proselieten noemt: de zogenoemde noachitische geboden. Genesis 9:1-7.

Het voorstel van Jakobus was dus helemaal niet zo revolutionair. Bijzonder was wel dat de geestelijke leider van de traditionele gemeente te Jeruzalem zich liet overtuigen en dat hij de besnijdenis niet dwingend wilde voorschrijven aan de niet-joodse christenen.

Bijzonder van deze kerkvergadering was dat zij alles durfde los te laten wat zij als een eigen privilege beschouwde, een onvervreemdbaar voorrecht door God aan haar toevertrouwd.

Je helemaal toevertrouwen aan Gods genade. Daar ging het om.”We geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden op dezelfde wijze als zij (Han. 15:11)

En dat moest Theofilus weten.