A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Amorieten in engere zin


en ook wat Hij gedaan heeft met de twee Amoritische koningen ten oosten van de Jordaan, koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan (Jozua 9:10)

 

Opgravingen van de Amorietische stad Medena in het Overjordaansestad

Van het grote en machtige rijk van de Amorieten uit de tijd van Hammurabi is in de tijd van Jozua weinig meer over.

In Kanaän waren slechts enkele kleine rijkjes overgebleven.

In Jozua 9 lezen we over de twee Amoritische koningen die door Jozua verslagen zijn, toen hij de Jordaan wilde overtrekken.

Het zijn Sichon koning van Chesbon en Og koning van Basan (Joz 9:10).

Oostjordaanse

Beide plaatsen lagen in het Oostjordaanse.

Basan lag veel noordelijker ten oosten van het meer van Galilea.

Westjordaanse

Vervolgens lezen we in de Bijbel over vijf Amoritische koningen die woonden in het Westjordaanse gebied. Zij worden genoemd in Jozua 10:5.

Deze vijf koningen sluiten een verbond  om gezamenlijk tegen Israël te strijden.

Het zijn de koningen van Jeruzalem, Hebron, Jarmut, Lachis en Eglon.

Ze trekken ten strijde tegen Gibeon, dat een vredesverdrag had gesloten met Israël.(Joz.10:1).

De Gibeonieten stuurden toen een bode naar het kamp van Jozua te Gilgal aan de Jordaan.

Ze smeekten Jozua: ’Laat ons niet in de steek, kom snel naar ons toe om ons te helpen'.

Jozua trok toen met zijn gehele leger naar Gibeon en versloeg de Amorieten bij Gibeon.

Heel bekend zijn de woorden van Jozua geworden in die strijd: Zon, sta stil boven Gibeon en maan, blijf staan boven de vlakte van Ajalon (Joz. 10:12). Zie vooral bij Gibeon voor meer informatie.

Geweld was toen heel gewoon. Hoe moeten we oordelen over Jozua 10:26? En hoe moeten we vervolgens Jozua 24:15 uitleggen? Ik en mijn huis zullen de HEER dienen? M.i. betekent in deze tekst de Heer dienen: geen wierook branden voor vreemde goden, bv. niet voor Amurru de vruchtbaarheidsgod der Amorieten.

Dit verhaal is vaak gebruikt om de historische betrouwbaarheid van de Bijbel te bestrijden.

Wanneer de Bijbelschrijver een dergelijk verhaal doet, denkt hij helemaal niet aan een natuurlijke verklaring.

Hij vertelt niet iets dat mogelijk is, maar juist iets dat onmogelijk is en daarom alleen maar bij God mogelijk is.

In al die verhalen is onverwoestbaar het besef aanwezig dat Gods hand het volk geleid heeft.

God heeft Israel uitverkoren om drager te zijn van Gods Naam en Openbaring.

Daarvoor heeft God niet de Amorieten uitgekozen, maar het nageslacht van Abraham, Isaak en Jakob.