A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Syrie O en N.Testam,ent


Syrië /Oude Testament 

 

Hier lag Ramoth in Gilead, een twistappel in het conflict tussen Israel en Syrie of tussen Achab en Benhadad. Gilead lag tussen Israel en Syrie In de strijd tegen Benhadad is Achab gesneuveld. Zie Ramoth in Gilead

.

Ik ben blij met deze afbeelding van de zegelring van Izebel. Zij heeft de oorlogen van haar echtgenoot Achab tegen Benhadad bewust meegemaakt.. Haar dood was vreselijk: ze is door de hondenopgevreten

De stadspoort die toegang geeft tot de zogenoemde Rechte Straat is een vande weinige monumenten die nog is overgebleven.

Daarop zei de HEER:Ga naar de Rechte Straat en ga naar het huis van Judas de Damascener en vraag naar iemand uit Tarsus die Paulus heet (Hand. 9:110

In het Oude Testament heette Syrië  Aram. Damascus heette dan ook Aram Damascus. Er was ook een ander Aram: Aram Naharaïm. Zo was de naam van de regio van Mesopotamië  in het bijzonder die van Haran. Er was dus een duidelijke overeenkomst tussen beide streken. Het Aramees was een taal die niet alleen Jezus sprak, maar die ook gesproken werd in heel Mesopotamië en Syrië!  

Naäman de Syriër

 Heel bekend is het verhaal van Naäman de generaal van de koning van Syrië. Hij was melaats en hij vond genezing in Israël.  Jezus heeft de naam van Naäman nog genoemd toen Hij teleurgesteld was over de reactie van Israël op zijn optreden in Kafarnaüm. De stad waar hij gewoond heeft. Hij was daar niet welkom en men wilde niet luisteren naar zijn boodschap. En dan zegt Jezus; Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in in eigen stad. In de tijd van Elia waren er veel mensen met huidvraat in Israël, maar niemand van hen werd gereinigd behalve de Syriër Naäman  

 

Simeonklooster van Simeon de pilaarheilige  De afgesleten zuil zie je nog

Zuilenstraat van Apamea. Naast Antiochie, en Selecides was Apamea een van de grootste steden van Syrie in de tijd van Alexander de Grote

Arameeërs

 De bewoners van Syrië werden Arameeërs genoemd. Aram is een ander woord voor Syrië. De Arameeërs vormden kleine staten. In 2 Sam. 8 lezen we hoe koning David de Arameeërs versloeg. Maar lang heeft Israël Aram niet onder de duim kunnen houden. Verschillende  Aramese rijkjes en stammen in het noorden van Israël  die tot het rijk van David en Salomo behoorden, maakten zich los van Israël. Benhadad, de koning van Aram  deed telkens invallen in Israël. Hij belegerde zelfs een keer Samaria waardoor er een grote hongersnood in de stad ontstond. Ook de Syrische koning Hazaël begint  direct na zijn troonsbestijging invallen te doen in Israël. Het conflict was al begonnen na de scheuring van het rijk van Israël.  

Syriërs  zijn geen Assyriërs!

 Het was Rezin van Damascus die deze verschillende rijkjes verenigde tot het Syrische rijk met Damascus als centrum.Aan het Aramese rijk kwam een einde toen de Arameeërs in 734 voor Christus onderworpen werden door Tiglat-Pilezer van Assyrië. Assyrië lijkt wat de naam betreft wel op Syrië, maar het was een heel ander rijk. De Aramese christenen worden dikwijls Assyrische christenen genoemd, maar zo willen ze beslist niet genoemd worden. Het is dit Assyrië dat niet alleen Samaria veroverde, maar ook de tien stammen wegvoerde naar Nineve. Israël en Syrië lagen voortdurend met elkaar overhoop. 

Benhadad

 Een andere bekende Syriër over wie de Bijbel ons informeert was koning Benhadad. Er waren er zelfs drie koningen die zo heetten. Koning Benhadad en koning Achab van Israël hadden dikwijls ruzie en daaruit vloeide vaak oorlog uit voort. Ik denk bijvoorbeeld aan de belegering van Samaria en de slag om Ramoth in Gilead (zie Gilead/Ramoth). Bij de belegering van Samaria ontstond een vreselijke hongersnood. Er zijn drie oorlogen gevoerd tussen Syrië en Israël. Zeer uitvoerig worden die beschreven in 1 Kon.20 en 22. De derde is die waarin Achab met Josafat optrekt tegen Ramoth in Gilead.  

Achab sneuvelt

 Ramot was indertijd een stad die behoorde tot het grondgebied van Israël. De stad was toegewezen aan de stam Gad. Het had een strategische positie aan de snelweg naar Transjordanië. De stad heeft in de negende eeuw voor Christus  verschillende veldslagen gezien tussen het Noordelijke koninkrijk (Samaria dus) en Syrië. De vader van Achab, koning Omri, was er een man van groot gezag. Maar in de tijd van Achab had de koning van Aram (=Syrië) Ramot veroverd en dat was natuurlijk een bron van ergernis voor koning Achab, koning van het tienstammenrijk.  

Josafat

 Nu regeerde in die tijd in het tienstammenrijk (Juda) koning Josafat in Jeruzalem. Josafat was een vrome koning. Hij wilde geen onenigheid en ruzie. Daarom voerde hij met het tienstammenrijk een politiek van toenadering in tegenstelling tot velen van zijn voorgangers. Zelfs ging hij zo ver dat zijn zoon Joram trouwde met Achabs dochter Athalia. Van deze vriendschap met Josafat wil Achab gebruik maken om Ramot in Gilead te heroveren. Voordat ze samen ten strijde zullen trekken, wil Josafat eerst nog het woord van de HEER horen. Achab heeft daar geen bezwaar tegen en verzamelt 400 profeten voor de poort van Samaria. Het waren waarschijnlijk profeten die verbonden waren aan het heiligdom te Betel en  die God vereerden in de vorm van een stierenbeeld. Zij profeteren dat de beide koningen kunnen optrekken tegen Ramot. Zij zullen vast en zeker de overwinning behalen. Ja, dat beweerden ze. 

Josafat wil een echte, een ware profeet

 Josafat laat zich niet beetnemen door deze mannen. Josafat vraagt Achab nu naar een echte, authentieke profeet van de HEER. Ja,zegt Achab, er is wel een zekere Micha, maar die profeteert altijd kwaad over mij. Die moet je beslist niet vragen. Roep hem toch maar zegt Josafat. En zo laat Achab Micha halen. De koerier, die Micha haalt, adviseert hem zich aan te sluiten bij de andere profeten, maar Micha antwoordt, dat hij alleen het woord van de HEER zal spreken.En dan begint Micha te profeteren. Hij ziet Israël verstrooid op de bergen als schapen zonder herder. Hij voorzegt dus de dood van de koning. Zie je wel, zegt Achab, dat hij altijd kwaad over mij spreekt. Hoe het verder is gegaan, hoe Achab zich vermomt heeft als een gewoon soldaat en hoe hij toen gesneuveld is bij de strijd om Ramot, kunt u lezen in 1 Kon 22.  

Wat wil God eigenlijk?

 Waar we in deze geschiedenis goed op moeten letten, is dat Josafat afhankelijk is van God de HEER. Hij wil vragen naar de wil van Jahweh, de God van Israël. De koningen van Israël  deden dat dikwijls niet. Ze  raadpleegden  de afgoden. Kijk bijvoorbeeld  eens naar koning Ahazia. Hij viel voor het traliewerk van zijn paleis in Samaria (II Koningen 1). Hij was er behoorlijk slecht aan toe. Hij heeft misschien veel inwendige kneuzingen opgelopen. Wat doet hij nu? Hij stuurt enkele van zijn dienaren naar Ekron, de Filistijnse stad die het dichtst bij Samaria ligt. Daar moeten ze Baal-Zebub, de vliegengod van de Filistijnen om advies vragen voor de koning. Kan hij nog beter worden? Dat is toch te gek om los te lopen! Advies vragen aan een heidense godheid!! Daarom krijgt Elia de opdracht om de koning te zeggen: Is er dan geen God in Israël dat u uw dienaren stuurt naar Baal Zebub in Ekron om advies te vragen? 

Is er geen balsem in Gilead?

 De Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson schreef een schitterend boek met de naam Gilead. Er was een spreekwoord dat luidt “Is er geen balsem in Gilead?” Waar lag Gilead? Gilead lag aan de overzijde van  de Jordaan. Soms werd het aangeduid als een deel van het Overjordaanse, soms als geheel Transjordanië. Gilead was bekend om haar geneeskrachtige kruiden. Het volk Israël was als het ware ziek, doodziek. Jeremia schrijft inde naam van God: is er dan in het volk van de HEER geen geneesmiddel? Is er geen balsem in Gilead (Jeremia 8: 22)? De schrijfster wil zeggen: als mensen met liefde met elkaar omgaan is het als het ware genezend balsem voor de omgeving. Jeremia  is erg geschrokken als hij hoort hoe de mensen met elkaar omgaan. Wat een zelfzucht. En  hij roept het uit Ik ben er kapot van. Is er dan geen genezend balsem in Gilead? Dat is dus een uitroep die iedereen in die tijd heel goed heeft begrepen.