A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Stad en Platteland (3)


Zie ook de vorige  bestanden Stad en Platteland!

Stad en platteland (3)

 

Jezus heeft vooral in Galilea en Jeruzalem  het evangelie van het Godsrijk – dat in Hem gekomen is  -verkondigd. Hoewel Galilea ook twee grote steden kende, zou je de verhouding tussen Jeruzalem en Galilea misschien wel kunnen typeren als een relatie tussen stad en platteland. Jeruzalem had een stadscultuur en kende een traditioneel Joodse bevolking. In Jeruzalem woonde de aristocratie maar Galilea  had een bevolking van eenvoudige boeren en vissers.

 

Als Jezus iets vertelde, zat Hij meestal.Een leraar zat altijd bij het geven van onderwijs. Ook de rabbi's zaten dan gewoonlijk. Natuurlijk zal Jezus ook veel verteld hebben op zijn wandelingen. Op de tekening zitten de discipelen om Hem heen en de schare srtaat of zit daarachter

 

Vissers op het meer van Galilea in 1890. Vissers en boeren kwamen nooit voor functies in de regering in aanmerking. Die waren niet in tel bij de aristocratie van Jeruzalem

 

De scheepvaart is sinds Bijbelse tijden onvoorstelbaar gegroeid. Hier ziet u een cruiseship uit 2011 Dit schip kan veel meer passagiers vervoeren dan de vissersscheepjes uit Magdala waar vele kleine scheepwerfjes waren

 

 

 

 

Stadselite

 

 

 

De stadselite, waaronder we ook de schriftgeleerden moeten rekenen, keek neer op de boerenbevolking en de vissers uit Galilea.

Dat was waarschijnlijk ook een van de redenen waarom de Farizeeën neerkeken op Jezus. Hij behoorde niet tot de stadselite. De stedelingen konden vaak lezen  en schrijven in tegenstelling tot de agrarische bevolking. Ook in de steden was er een grote kloof tussen armen en rijken. Er was nauwelijks sprake van een middenklasse.

 

Buiten de muren slapen

 

 Bedelaars, de armste dagloners, prostituees, venters, zeelieden, gokkers, woekeraars, ezeldrijvers en mestverzamelaars probeerden overdag in de stad aan de kost te komen, maar de overheid dwong hen de nacht buiten de stadsmuren door te brengen.

 

 

 

 

Ik sla de ogen naar 'gebergte heen, Daar verborgen zich de rovers en de wilde dieren. Daarom riep hij 'Vanwaar zal mijn hulp komen?"

 

Overal was het ‘s avonds onveilig op straat en daarom drongen de reizigers naar Emmaüs er bij Jezus op aan bij hen de nacht door te brengen. “Blijf bij ons, want het is bijna avond”( Luc. 24:29). Door extreme armoe ontstond er op het platte land een groot veiligheidsprobleem. Dorpen moesten versterkingen aanbrengen en wachten aanstellen om zich tegen rovers te verdedigen. Een boer zou het niet wagen buiten het dorp te gaan wonen. Land ontginnen dat ver buiten het dorp lag, was erg riskant. Vooral in Judea hielden bandieten zich schuil in de bergen langs de pelgrimswegen.

 

Gevaar in ‘t gebergte

 

 Daarom keek de  bedevaartganger die naar Jeruzalem zou vertrekken, de avond  tevoren naar buiten met grote bezorgdheid: (Ik sla d’ ogen naar ‘ gebergte heen) niet omdat hij dag en nacht vandaar ‘ des Heren hulp verwachtte’, maar om dat daar de boeven zich schuil hielden die het op zijn leven en bezit hadden gemunt. In het gebergte loerde het gevaar voor de pelgrim.

 

Sadducees gevaar

 

 

Grootste bedreiging voor Jezus kwam van de hogepriester.HIj werkte samen met de Romeinen

 

 Voor Jezus loerde het gevaar in Jeruzalem, omdat daar de Sadduceeën woonden.  Die groep was voor Jezus een voortdurende bedreiging, niet omdat zij de rijke bovenlaag van ‘Erets Jisraël” vormden en belast waren met de tempelcultus en het interne bestuur over het land, maar vooral omdat zij nauw samenwerkten met de Romeinen! De Romeinen oefenden op hun beurt ook enige invloed uit op de Sadduceeën. Het liturgisch gewaad van de hogepriester  moest in de  burcht Antonia die door hen beheerd werd,  bewaard worden. Bij elk feest moest de tempelschatbewaarder het gewaad gaan ophalen, waardoor de Romeinen greep hielden op het doen en laten van de hogepriester. Ik vind het frappant dat  in Jeruzalem de hogepriester belast was met het innen van de directe belastingen, terwijl in Galilea Herodes Antipas hiervoor verantwoordelijk was.

 

Joden waren al weggevoerd

 

In de relatie tussen het Gelilese platteland en Jeruzalem speelde nog een andere zaak een grote rol. De bevolking van Galilea was in de achtste eeuw vóór onze jaartelling door de Assyrische koning Tiglatpilezer naar Assur gedeporteerd. Het gebied is vervolgens heel lang onbewoond gebleven. De wegvoering van de Joden uit Judea begon pas na het jaar 70. Er kwamen vele niet-Joden in Galilea wonen. Galilea werd bovendien omgeven en beïnvloed door steden die niet-Joods waren zoals Sidon en Sebaste. Hun invloed werd groot. De evangelist Matteüs haakt hierop in. Hij noemt Galilea, het Galilea der heidenen (Mat.4:15). Jezus weet weliswaar veel aanhang te verwerven onder de  bevolking van Galilea maar de elite van Jeruzalem accepteerde Hem niet.

 

Sefforis en Tiberias

 

Jezus is nooit in Tiberias geweest. Daar woonde Herodes Antipas die Johannes de Doper had vermoord. Jezus zelf liep daar ook een groot risico.Daar was vroeger een grote begraafplaats die de stad ritueel onrein maakte.De Joden spraken daarom niet van de Zee van Tiberias, maar het Meer van Galilea. Pas veel later toen Tiberias door de Joden ook geaccepteerd was, sprak JOhannes van de Zee van Tiberias. 

 

In Galilea waren slechts twee steden: Sefforis en Tiberias. In de evangelies is er geen enkele aanwijzing dat Jezus contact gehad heeft met deze steden. Die twee steden waren het machtscentrum van Herodes Antipas. Daarom zal Jezus deze steden gemeden hebben. Tot het jaar 19 was Sefforis de residentie van Herodes. Daarna werd het Tiberias. Jezus zal waarschijnlijk  als  jongen Sefforis wel bezocht  hebben. Nazaret was een bergdorpje van hoogstens 100 inwoners. Het was een gehucht (Joh. 1:46). Als je spullen nodig had, moest je naar Sefforis, op een afstand een uur lopen van Nazaret. Jozef zal er wel eens geweest zijn. Als je als Nazarener in Sefforis kwam, kwam je in een totaal andere wereld. De steden in Galilea maakten namelijk geen deel uit van de agrarische cultuur. Er bestond een grote kloof tussen de stad en het platteland. De bewoners van de omliggende dorpen van Sepphoris en Tiberias, kwamen zelden naar de stad, hoewel ze dichtbij lagen. Dat daar vooral Grieks gesproken werd, was niet de reden. Daar was een andere cultuur: de Grieks-Romeinse, die door de Herodessen werd gestimuleerd.

Ver weg de meeste inwoners van Israël woonden in dorpen. Israël had een dorpscultuur. De rijke elite nam zijn intrek in de stad. In Judea bestond de bovenlaag van de bevolking uit Herodes en zijn familie, grootgrondbezitters, zakenlui, de hogepriester en de Sadduceeën

Die regerende klasse omvatte twee procent van de bevolking en ontving een kwart van het totale inkomen, met de heerser zelfs de helft. Tegen die achtergrond is de waarschuwing van Jezus voor de rijken, die geen oog hadden voor de armen, nog beter te begrijpen.