A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Brandende braamstruik


Brandende braamstruik

(zie ook Heiligheid van God)

 

 

 

Braamstruik bij de ingang van het Catharinaklooster bij de berg Sinai. Rabbijnse geleerden zeggen dat de Hebreeuwse naam voor braambos  sene is wat zou verwijzen naar Sinai.Deze allegorische verklaring lijkt me te ver gezocht.  We moeten denken aan een vaak voorkomende struik in de woestijn, die door de hitt erg brandbaar was geworden en uiteindelijk vlam vatte.    

               

 

Het Catharinaklooster ligt tegen de berg Sinai aan.Het is ook de vindplaats van de beroemde codex Sinaiticus. Zie bij Sinai

 

 

Berg Horeb ligt bij Midian

Mozes kwam bij de berg Gods, Horeb. Daar verscheen hem de engel des HEREN als een vuurvlam uit een braamstruik (NBG vertaling)Mozes kwam bij  de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de Engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een  doornstruik opvlamde (NBV). Exodus 3 : 2 

Roeping van Mozes

 

Bij de roeping van Mozes openbaart God zich in de zogenoemde Engel des HEREN bij een braamstruik.(Ex. 3: 6).

En deze God is zo heel anders dan alle andere goden.

Hij heeft een stem.

Hij heeft een gezicht, een gelaat( het Aangezicht van de HEER). Gods vriendelijk aangezicht geeft vrolijkheid en licht! De HEER verheft zijn aangezicht over ons (Num. 6:25).

Hij heeft een profiel.

Hij heeft ook een naam.

Hij is herkenbaar en Hij is aanspreekbaar. Je kunt Hem aanroepen en Hij hoort naar jou.

 Kortom. Deze God is heel persoonlijk!

Moeten we  bij bovengenoemde tekst denken aan een braamstruik of aan een doornstruik?

Dat doet er eigenlijk niet toe. Waarom het gaat is dat Mozes zag dat een struik in brand stond en toch niet verteerd werd. De struik brandde als maar door en werd toch niet  verbrand.

 

Teken van Gods aanwezigheid 

 

 Hier is sprake van een zichtbaar teken van Gods bevrijdende tegenwoordigheid.

In de Bijbel zijn vuur en wolk beelden van Gods omhullende en onthullende presentie.

Denk aan de wolkkolom en de vuurkolom die Israël begeleidden op de woestijnreis. We zullen m.i. bij dit verschijnsel moeten denken aan het volk Israël.

Als een heilige vuurvlam woonde God te midden van zijn volk, en toch werd dit volk niet verschroeid door Gods heiligheid. Daar klonk plotseling een stem uit de vlam:”Mozes! Mozes! Kom niet dichterbij en trek de sandalen  uit want de grond waarop je staat is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”.

 

God is persoonlijk

Is het u ook opgevallen, dat God zich hier bekendmaakt als een persoonlijk God? 

Hij is een “IK”,een persoon. Dat lezen we vooral in vers 14 waar God zijn eigen portret tekent met de woorden “IK ben, die Ik ben.”

God staat boven de schepping en is er van onderscheiden. Als we echter het zogenaamde traditionele beeld van een persoonlijk God afschaffen en er het alternatieve beeld van een onpersoonlijke, alomvattende Geest voor in de plaats stellen, verliest ook de mens zijn persoonlijke aard. Is de mens niet naar Gods beeld geschapen?  Waar God als “Gij” oplost in een vage Geest lost ook het ”ik” op.

 

God geen deel van schepping

 

We kunnen nog verder gaan. We kunnen ook zeggen, dat als God als tegenover wegvalt, de hele christelijk ethiek wegvalt.

Als God niet meer de transcendente, persoonlijke God is, waar komt dan nog het appèl vandaan om lief te hebben?

 

God heeft een naam 

 

In Exodus 3  lezen we dat Mozes vraagt naar de naam van God. Het antwoord van God is “Ik ben erbij. IK zal er bij zijn”.

Ik zal zijn die Ik zijn zal. God openbaart zich aan Mozes als Jahweh, met de vierletterige naam JHWH. Hij maakt zich niet bekend met een van zijn eigenschap

pen. Hij zegt niet Ik ben de Almachtige, of Ik ben de Eeuwige en Liefde volle, maar:

IK ben er altijd bij. Zo is de naam van God JHWH.=IK BEN ER BIJ.God heeft ten diepste  zijn naam onthuld in de naam Immanuël. Jezus is Immanuël, God met ons. Als we het Bijbelse beeld van een persoonlijke God vervangen door het geloof in een alomtegenwoordige Geest, zijn we weer terug bij AF, namelijk bij het kille heidendom, dat altijd een deel van de geschapen werkelijkheid heeft vergoddelijkt.