A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Bedelplaatsen


Bedelplaatsen

 

 

 

 

 

 

Bedelaar

 

 

 

Bartimeus zit aan de kant van de weg te bedelen. Hij roept zo luid hij kan  dat Jezus hem moet helpen.Jszus is op weg naar Jeruzalem. Hij weet dat hij daar zal sterven

 

 

Zie Pilaarheiligen!

 

 

Voor vele fanatiekelingen was bezitsloosheid het topunt van heiligheid.Christelijke levenshouding is liefde, want liefde begint en eindigt bij aandacht. Liefde is aandacht voor aderen. De pilaarheiligen waren een grote  attractie.Er waren verschillende pilaarheiligen routes uitgezet.

 

Bedelen kon je in Bijbelse tjd het beste doen bij de stadspoort en langs de pelgrimswegen en natuurlijk bij de tempel. Je wist dan zeker dat je daar veel mensen kon aantreffen. De Joden kenden drie godsdienstplichten: naast het bidden en  vasten moest je aalmoezen geven. Een belangrijke pelgrimsweg was de weg van Galilea naar Jeruzalem via het Overjordaanse. Daarbij moest je twee keer de Jordaan oversteken. Eerst bij Betsan  (even ten zuiden van het meer van Galilea) en vervolgens bij Jericho.

 

Bartimeüs

 

Op weg naar de tempel ontmoet Jezus  de bedelaar Bartimeüs. De oorzaak van zijn bedelschap wordt ook genoemd: hij is blind.(Marc. 10:46).Hij zit aan de kant van de weg. Hij is aan de kant geschoven. ‘Wie is die jonge man toch?’ vragen voorbijgangers. ‘Weten jullie dat niet? Hij is de zoon van Timeüs’. Hij zelf mag als blinde jonge man geen naam hebben en daarom wordt hij genoemd naar zijn vader, die iedereen wel gekend zal hebben. O, dat is Bar-Timeüs, zoon van Timeüs. Het meest  typerende van een bedelaar is dat hij afhankelijk is van de vrijgevigheid van de mensen. De arme Lazarus die voor de villa van de rijke man ligt is ook gehandicapt: hij zit vol zweren. Er waren veel bedelaars in het Midden-Oosten. Ze waren helemaal aangewezen op de vrijgevigheid van de voorbijgangers die  - zich neerbuigend naar de uitgestrekte handen van de bedelaar-  hem een muntstuk toewierpen

 

Geen rechtszekerheid

 

Voor ons is dit vaak een combinatie van power en pity, van macht en medelijden. Bedelaars kenden geen enkele vorm van rechtszekerheid. Ze waren helemaal uitgeleverd aan de welwillendheid en liefdadigheid van de rijken. Vaak kwamen wij  hen tegen in Egypte. Ze klommen voor ons in de palmbomen haalden allerlei kunstjes uit en riepen als maar ’Baksjies, baksjies. Wij kennen vandaag de sociale wetgeving. De hulpbehoevenden zijn niet meer afhankelijk van de  individule hulp van anderen. Wij kennen de overheidszorg. Wij kennen de collectieve zorg, waardoor het bedelen overbodig is geworden. Die omschakeling van individuele zorg naar collectieve zorgzaamheid  heeft haar wortels in het christendom.

 

Bezit een bedreiging?

 

In de eerste eeuwen van het christendom zagen velen het hebben van bezit als een bedreiging  voor de ziel. Het is de tijd waarin velen hun bezittingen van de hand deden en in een klooster gingen wonen of zich in de woestijn terugtrokken. Of nog erger: (zie op de site bijbelseplaatsen.nl bij ‘Pilaarheiligen’) op een pilaar gingen wonen.Pelgrimstochten werden georganiseerd langs de plekken waar de heremieten verbleven.

 

 

 Pilaarheiligenroutes

 

 

 

Er was zelfs een pilaarheiligenroute!!  Keizers beklommen de wankele laddertjes  om de pilaarheiligen  advies te vragen. Het hebben van bezit zou goddeloos zijn. Bezitsloosheid zou het toppunt zijn van heiligheid. Het is kerkvader Ambrosius geweest die als eerste niet het hebben van bezit  als een bedreiging voor de ziel beschouwde, maar de omgang er mee. Niet wat je hebt is belangrijk, maar hoe je er mee omgaat. Het christendom verloor in de tijd van Ambrosius  weliswaar veel van haar idealen en nam ook deel aan de strijd om de macht. Maar toch vond er in de vijfde eeuw een grote omwenteling plaats in de visie op hulpverlening aan  armen en zieken. Die hulp was niet langer een zaak van individuele  vrijgevigheid.

 

 

 

Structurele hulpverlening

 

 

 

Er werden vele  hospitalen en huizen van barmhartigheid gesticht. Het Sint Jansdalziekenhuis in Haerderwijk is daarvan in de naamgeving nog een  herinnering. De  ommezwaai van individuele hulpverlening naar collectieve zorg is zeker geen twintigste eeuwse ontwikkeling geweest. De basis is gelegd door het christendom. De huidige zorginstellingen zijn geen gevolg van een liberale instelling en individuele vrijgevigheid, maar  hebben hun diepste wortels in de ontfermende kracht  van het christelijk geloof. Als het christelijk geloof – zoals velen willen – niet meer mag meedoen in het publieke leven  en tot het privé leven wordt beperkt, wordt het koud in de samenleving. Dan breekt de tijd van de grote verkilling aan.