A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Hof van Eden


Hof van Eden 

 

Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, dien Hij geformeerd had (Gen.2:8). 

Waar ligt het?

Veel mensen hebben zich afgevraagd waar deze hof gelegen heeft.

Sommigen denken aan Mesopotamië. Anderen denken aan een symbolische aanduiding  Het is ongetwijfeld een Bijbelse plaats.

Hof van Eden geschilderd door een Vlaamse schilder

Maar het is geen plaats die je met een stok op de landkaart kunt aanwijzen: Kijk, hier ligt de hof van Eden. Dat zou al te makkelijk zijn.

 De hof van Eden is de hof van heden. Wij leven vandaag in de hof van Eden.

Wij hebben met Adam de opdracht gekregen deze aarde te bewerken als bondgenoten en medewerkers van God de Schepper. Wij hebben echter van de levensboom gegeten waarvan God uitdrukkelijk gezegd heeft dat we daarvan moesten afblijven (Gen 2: 16).Wij hebben het paradijs verloren. Wij mogen niet zelf bepalen wat mag en wat niet mag. Dat kan God alleen uitmaken. De mens moet zijn grenzen zich bewust zijn, ook als er in het leerhuis van de kennisboom een gastdocent optreedt die de mens wil wijsmaken dat God een concurrent van de mens is en geen bondgenoot( Gen.3:1). Ook ideologische theorieën die een hoog gehalte aan zelf bevestiging hebben, schijnen de mens keurig aan te kleden. Maar als de Geest onze ogen opent, blikt de mens toch naakt te zijn.

Naakt

 “Toen werden beider ogen geopend en zij bemerkten dat zij naakt waren (Gen. 37)” 

Het gaat om een werkelijkheid waarin wij vandaag leven. Die werkelijkheid zien we pas als onze ogen geopend worden en we een nieuwe visie op de werkelijkheid krijgen. Als Adam en Eva van de kennisboom gegeten hebben, doen zij een vreselijke ontdekking.

 Ze ontdekken dat ze helemaal niet als God zijn geworden, zoals gesuggereerd werd, maar dat zij náákt zijn.

In het taalveld van de Bijbel betekent hun naaktheid dat zij hulpeloos en onbeschermd in de wereld leven.

Net als een pas geboren kind of een stervende. Als zij ongehoorzaam aan hun Schepper geworden zijn en hun ogen geopend worden, zien zij met ontzetting elkaar aan. Ze ontdekken de naakte werkelijkheid. Ze moeten nu zelf maar het vege lijf zien te redden.

Aan het eindpunt van zijn wereldveroverende en grensverleggende kennis gekomen moet de mens ontdekken dat hij naakt is, hulpbehoevend en onbeschermd.

Onthullende blik maakt rivalen

De kennis volgens de methode van de slang, waar bij de aarde het enige referentiekader is, biedt geen openbaring van iets nieuws. Ze laat zien wat de mensen  eigenlijk al lang wisten, namelijk dat ze naakt zijn, dat ze naar de Overzijde van het graf niets kunnen meenemen en dat de Bijbel wáár is die zegt:Stof zijt ge en tot stof zult ge wederkeren. Als zijn ogen  geopend worden, ziet hij de naakte werkelijkheid. Adam en Eva zien elkaar aan met de ogen van de slang: wantrouwend, spottend. In die ogen verschijnt de ander niet langer als bondgenoot, maar als een potentiële vijand. Het is een onthullende blik. Die blik bedreigt de ander. Die blik onthult dat de ander ‘naakt’ is, een wezen dat het vege lijf moet zien te redden. Door de blik van de ander wordt de mens ook zijn eigen naaktheid bewust. Zo worden de mensen bewust dat zij elkaars rivalen zijn. Zij zien hoe ‘naakt’ de ander is  en hoe ‘naakt’ zij zelf zijn. Hun  vertrouwensrelatie sterft op het moment dat zij elkaar aankijken. Door deze dodelijke blik is de dood in de wereld gekomen. Het menselijke leven is een vervloekt bestaan geworden. De mens ziet zich zelf als slachtoffer en de ander als een mogelijke prooi voor hem.Toch zijn dit niet de laatste woorden uit Gen. 3 over de hof van Eden. God wil niet dat wij ‘naakt’ blijven. Dat lezen we al in Gen. 3:21 

Door God bekleed

De HERE God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en bekleedde hen daarmee ( Gen 3:21).  

We kunnen hier een anekdote van maken, maar dan gaan we aan de diepste betekenis van deze woorden voorbij. De taal der symboliek moet voor ons duidelijk zijn. God zelf beschermt ons hulpbehoevende leven. Hij wil niet dat wij ‘naakt’ blijven en straks  ‘naakt’ voor Hem verschijnen.

We moeten wel  onze oude plunje uittrekken als we voor God verschijnen op de Grote Dag. 

Toch zal de Christusgelovige niet naakt, onttakeld en ontkleed voor God verschijnen (2 Kor. 5:3).Als onze aardse bestaanswijze instort, wordt ons een nieuwe bestaanswijze in heerlijkheid geschonken.

God heeft voor ons een nieuw kleed gereed liggen. Dat kleed is Jezus Christus en zijn persoonsgeheimenis.

Dat is ons enige bruiloftskleed op de komende Bruiloft. Dat kleed moeten we aantrekken (Rom. 13:14).