A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Jeruzalem / Schone Poort


Twee soorten poorten

 

 

 

De Gouden Poort met de dichtgemetselde poorten

bevindt zich in de oostelijke muur. In de tijd van Jezus was hier ook een poort naar de stad. die Jezus vaak zal zijn doorgelopen als hij naar of van de Olijfberg liep

Achter die stadspoort bracht een vrij steile trap je naar de Schone poort van de tempel, want de tempel lag natuurlijk veel hoger dan de stad zelf.

 

 

De stad Jeruzalem had in de tijd van Jezus twee soorten poorten: stadspoorten en tempelpoorten. Die tempelpoorten lagen veel hoger dan de stadspoorten, want de tempel lag op een hoge heuvel, de berg Moria.Dat kunnen we vandaag ons moeilijk voorstellen. Laten we daarom Jezus eens volgen als Hij van de Olijfberg afdaalt naar het tempelcomplex. Als Jezus in Jeruzalem optrad, bracht Hij gewoonlijk  de nachten door op de Olijfberg (wist u dat?) en heel vroeg in de morgen liep Hij dan naar de tempel. Daar had Jezus een gewoonte van gemaakt. Dagelijks was hij bij het volk in de tempel. Hij stak dan natuurlijk altijd weer het diepe Kidrondal over. Vanuit dit dal zag Hij al gauw de oostelijke muur, die op een afstand van 1 kilometer zich uit dit dal verhief ( een sabbatsreis).In deze muur bevond zich een poort, die de voorloper genoemd kan worden van de huidige Gouden Poort. Achter deze oostelijke poort bevond zich een steile trap die naar de Schone Poort van het tempelgebouw leidde. Ook dat was weer een hele klim, maar het was wel de moeite waard, want de Schone Poort was de hoofdingang van de tempel. Ik weet nog steeds niet waarom hij de Schone genoemd werd. Veel tempelbezoekers, vooral de niet-Joden, die de voorhof der heidenen wilden bezoeken, gingen weliswaar door de zuidelijke Huldapoorten, maar de hoofdingang lag meer naar het noorden in de oostelijke tempelmuur. Bovenaan de hoge trappen die naar de Schone poort leidden, bevond zich altijd een grote menigte, van wie een behoorlijk aantal bedelaars. Je had hier een mooi uitzicht over de Olijfberg.

 Nicanorpoort 

Sommigen verwarren deze poort met de zogenoemde  Nicanorpoort. Dat is m.i. onjuist  omdat de Nicanorpoort, wel ongelooflijk mooi was, maar die poort scheidde  het voorhof van de vrouwen van het voorhof van de mannen en als je door de Schone poort was heengegaan, kwam je eerst in het voorhof van de vrouwen, die ook voor de mannen toegankelijk was. In het voorhof van de vrouwen bevonden zich vertrekken voor speciale groepen zoals Nazireeërs en lepralijders. De volgende poort van de tempel gaf toegang tot de mannen en werd de Nicanorpoort  genoemd. Achter de voorhof der mannen lag de voorhof van de priesters en daar stond ook het brandofferaltaar.

Ze was gemaakt van verblindend Korintisch koper. De dubbele deuren waren zo massief dat de verenigde kracht van twintig mannen nodig was om ze te openen en te sluiten. Een Alexandrijnse jood, Nicanor geheten, had ter verfraaiing van het tempelcomplex  deze prachtige bronzen vleugeldeuren ten geschenke gegeven. Deze Nicanor poort was dus een andere poort dan de zogenoemde Schone Poort.

 Schone  Poort 

 Boven aan de trappen die naar de Schone Poort leidden, zat ook die  verlamde man  over wie we lezen in Hand.3: 1. Vanaf zijn geboorte was hij verlamd. Moet je je eens voorstellen; Elke dag werd deze man door zijn vrienden die steile  trap opgedragen en boven aan neergezet. Oude vertalingen hebben nog terecht dat Petrus en Johannes op gingen naar de tempel . In de Nieuwe Vertaling gaan ze gewoon naar de tempel. Iets van het oudtestamentische koloriet  is  weggevallen. We gaan niet meer op naar de kerk, maar we gaan naar de kerk. Vanaf dat plekje zag hij op zekere dag Petrus en Johannes de trap naar de poort  beklimmen. Het is het negende uur. Volgens de joodse tijdrekening drie uur in de middag. Het is warm. Het is het uur van het gebed. Terwijl de apostelen het zweet van hun voorhoofd vegen, zien ze daar die man liggen. U kent het verhaal. Petrus zegt:”Kijk naar ons”. De bedelaar kijkt vervolgens naar hen en Petrus zegt dan die bekende woorden:
“Geld heb ik niet maar wat ik heb, geef ik u:in de naam van Jezus van Nazaret, sta op en loop“.De apostelen hebben nog vele andere wonderen verricht na het Pinksterfeest.”De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten vervulde iedereen met ontzag (Hand. 2:43)”Waarom heeft Lucas dan de genezing van die verlamde man opgenomen? Ik vermoed dat hij een voorbeeld wilde geven van de ontstuimige vreugde van de eerste Pinkstergemeente. Was de genezen verlamd ook niet een en al uitbundigheid? Dansend en springend en God lovend  wekte ook hij ontzag bij de tempelbezoekers.(Hand. 38).