A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Jericho / Blinde bedelaar


  Jericho / blinde bedelaar  

En zij waren onderweg, opgaande naar Jeruzalem. (Marc. 10:32)

Jericho is een palmstad. Duizenden jaren is er al een bron.

Het is ook een belangrijke grenslplaats.

 

 

Herodes de Grote bezat er een schitterend paleis. Is Jezus hier langs gekomen? Hier zien we opgravingen van het paleis van Herodes.

 

 

In het evangelie van Lucas komt Jericho drie keer voor. Wat is nu de betekenis van Jericho voor de Heiland? Jericho blijkt de laatste tussenstop te zijn op zijn  weg  als  pelgrim naar Jeruzalem.  De eerste keer komt de naam van de stad Jericho bij Lucas voor in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Verder wordt de stad twee keer genoemd in Luc. 18:35 vv. De eerste keer ontmoet Jezus in de buurt van Jericho een blinde bedelaar die roept dat hij de zoon van David is. Vervolgens raakt hij bij zijn intocht in Jericho in gesprek met Zacheüs, de tollenaar die zich bekeert en Jezus uitnodigt bij hem thuis te eten. Al deze drie verhalen staan in het kader van de tocht naar Jeruzalem (van de priester en de Leviet) en allereerst natuurlijk in het kader van het naderende lijden van Jezus. Daarom is die tocht via Jericho naar Jeruzalem zo emotioneel voor Jezus. Maar.... ook zo bemoedigend. De blinde bedelaar noemt hem Rabboeni  en zoon van David. Hij reist niet als toerist of pelgrim, maar als Middelaar.

 

 

Jericho aan de westelijke oever. Je ziet hoe midden in de bergachtige woestijn de palmbomen groeien.

  

En zij waren onderweg, opgaande naar Jeruzalem.

 

Waarom opgaande? Omdat als je naar de feesten in Jeruzalem reist via het Overjordaanse en Jericho, je  bijna duizend meter moet klimmen. Opvallend vind ik dat hier staat: Jezus ging vóór hen uit. De anderen lopen zo hard niet. Zij zijn als zijn volgelingen erg bang voor wat er in Jeruzalem allemaal kan gebeuren.

 

 

 

 

 

 De Farizeeën hebben zich de laatste tijd erg vijandig getoond. De woorden van Jezus verergeren hun bezorgdheid.  “Zie wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters (Mar.10:13)”.

 

Waarom vooruit? 

Waarom loopt Jezus vooruit? Wel, Hij wil zich niet laten afleiden door de angst van zijn leerlingen. Hij kiest er bewust voor de wil van zijn hemelse Vader te volbrengen: te lijden en te sterven voor de verzoening van de mensenschuld. Op weg naar Jeruzalem is Hij bewust daarmee bezig. Dat zegt Jezus ook telkens. Hij is het offerlam. Hij moet zich offeren. Het is een moeten vanuit Gods Raadsplan,een moeten vanuit de Schriften (Luc.24:25) en een moeten vanuit Gods oeverloze liefde die niet wil dat mensen verloren gaan (Joh. 3: 1

 

Op dit kaartje zie je dat  de afstand tussen Jericho en Machaerus niet zo groot is.Volgens Flavius Josefus zat Johannes de Doper daar gevangen. Het verjaardagsfeest van Herodes zal wel in Jericho gevierd zijn.

Via Jericho 

Deze muren zijn duizenden jaren oud. De steden werden meestal bij een bron gebouwd.Een goede watervoorziening was een eerste vereiste.

 

 

Als je via het Overjordaanse naar Jeruzalem optrekt, moet je twee keer de Jordaan oversteken. Eerst in het noorden bij Bet San, daarna in het zuiden bij Jericho. Als Jezus met zijn leerlingen Jericho nadert zien we op grote afstand al het schitterende paleis van Herodes liggen tussen de palmen. Met afschuw zal Jezus toen wel gedacht hebben hoe daar in de grote feestzaal het afgehakte hoofd van Johannes de Doper is binnen gebracht. Aan een ander paleis hoeven we niet te denken. Die afstand zou te ver zijn. Machaerus aan de Dode Zee (zie Machaerus)lag nog niet zo  ver van Jericho vandaan. Dáár in Machaerus verbleef Johannes de Doper tot aan zijn onthoofding in de gevangenis. Zelfs Herodes bezocht hem daar graag. De afstand tussen de gevangenis en Jericho was met een afgehakt hoofd nog wel te overbruggen. Op die tocht naar Jericho zegt Jezus tegen zijn leerlingen dat de Zoon des mensen niet gekomen is om zich te laten dienen, zoals Herodes gedaan heeft bij de bouw van dit winterpaleis in Jericho met zijn schitterende zwembaden. Hij is gekomen om te dienen.

 Dienen 

 In Jericho geeft Jezus een duidelijk voorbeeld wat dit dienen inhoudt. In deze grensplaats zelf  heeft Jezus ook Zacheüs ontmoet. In de stad bevond zich namelijk een indrukwekkend tolhuis. En Zacheüs was het hoofd van alle tollenaren in die regio. In de riante villa van deze kleine Jood heeft Jezus een maaltijd gebruikt. Maar het was even buiten Jericho op de weg naar Jeruzalem dat Jezus een blinde bedelaar het gezicht heeft gegeven. Hij was de zoon van Timeüs. Zijn naam was immers Bartimeüs- zoon van Timeüs. Ik vind het treffend dat Jezus nergens in de Bijbel Barjozef genoemd wordt.

 Rabboeni 

Wist u dat Bartimeüs Jezus Rabboeni noemt (mijn meester)?  Het wordt komt slechts twee maal in de hele Bijbel voor. In Mar. 10:51 en in Joh. 20:2. In het laatste geval spreekt Maria Magdalena Jezus aan met rabboeni op het moment dat zij hem bij het open graf ontmoet. De tekst in Johannes verraadt dat de aanspreekvorm :rabboeni’ een diepe betekenis heeft.

 Zoon van David 

Tot twee keer toe spreekt de bedelaar Jezus aan met ‘zoon van David’ .Ja hij schreeuwt het uit! Zoon van David!! Heb medelijden met mij! De titel ‘zoon van David’ wordt in de Bijbel geassocieerd met de Messias. De Messias is de zoon van David. Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem galmt die roep nog na: Gezegend het komende rijk van onze vader David (Mar. 11:10).

   Tweevoudige bekering 

Ik vind het ook frappant dat er een tweevoudige bekering plaats vindt. Eerst snauwen de omstanders de blinde man toe:je moet je mond houden. Maar als Jezus kalm blijft en aan die zelfde omstanders zegt :roept hem, dan draaien ze als een blad aan de boom om en zeggen:houd moet, sta op, hij roept u (Marc.10:49). Jezus vond het schreeuwen van de man helmaal niet irritant! De brongerichte vertaling- de Naardense Bijbel- suggereert dat de blinde met zijn geschreeuw eerst de aandacht van Jezus wilde trekken en dat hij daarna om hulp vroeg.

 Overkleed afwerpen 

 

De bedelaar werpt zijn overkleed af en gaat naar Jezus toe (Marc.10:50). Is dit een huldebetoon? Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem doet de opgewonden menigte immers hetzelfde! Ze spreiden hun overkleden uit over de weg waarover Jezus rijdt en over de ezel waarop Hij zit.

 Het laatste wat we van de man horen is dat hij Jezus mag volgen. (Vers 52) Dat stond Jezus de verwarde man uit Decapolis  (Zie Decapolis-(Marc 5) niet toe. Bartimeüs blijft bij Jezus. Is hij misschien ook een getuige geweest van Jezus kruisiging en verrijzenis?