A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Gaatje in je oor


Gaatje in je oor Gij heb t mijn oren doorboord (Psalm 40 : 7)

Zo lezen we in de Statenvertaling.  Het is een correcte vertaling. Het is een letterlijke vertaling. Niemand begreep  wat deze woorden  betekenden.

Ze stammen uit de slavenwereld. Het waren woorden die een slaaf tot zijn meester zei als hij vrij kon komen(bijvoor beeld in het Jubeljaar) maar toch liever bij zijn meester bleef omdat deze meester erg goed v oor hem was. Hij kon het niet beter treffen dan bij zijn eigen meester

De slaaf kon kiezen voor de vrijheid. Hij kon ook kiezen om slaaf te blijven. Dan gingen ze samen naar het heiligdom.

De meester zette de slaaf tegen de deurpost, nam een priem en prikte een gaatje door zijn oor.

 

Driehoeksrelatie 

 Nu is het een driehoeksverhouding geworden tussen God, hemzelf en zijn meester. Vervolgens krijgt hij een oorring als teken van verbondenheid. Vrijwillig heeft hij voor zijn meester gekozen en die keus is door deze plechtigheid bezegeld. Hij is een blijft een slaaf  en toch ook weer niet, want hij heeft vrijwillig gekozen voor deze meester. Ze vertrouwen elkaar volkomen. De slaaf weet dat de meester alles voor hem over heeft. Hij is zijn eigendom. Dat is een plezierig gevoel bij zo’n meester. Onze Meester is de verrezen Heer. We zijn ons zelf niet  meer Meester.

 

Wat is het enig houvast in je leven?

 

De Heidelbergse Catechismus kent in zondag 1 een dergelijke relatie. De eerste vraag is: wat is jouw  enig houvast in leven en sterven? Het antwoord luidt:”Dat ik in leven en sterven het eigendom ben van Jezus Christus.

 

Gaatje in het oor

 

David zingt in Psalm 4o :”Ja Heer, ik heb ook een gaatje in mijn oor”. Wij  hebben als christenen   dat ook. Maar je moet  zo’n moeilijke tekst lezen in de contekst. Onze oorring is onze doop.  Ik ben Gods eigendom.” Wij als  christenen zijn ook slaven, maar zo voelt dit niet. Wij dienen de Meester vrijwillig.