A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Relieken / Relikwieen


 

Hoe ontstaat een reliek of relikwie?

 

Bij een Heiligdomsvaart worden relieken zoals kleding en overblijfselen van heiligen aan het volk getoond. De Heiligdommsvaart van Masstricht is de bekendste en trok deze maand ( juli 2011) 75.000 belangstellenden !! De processie wordt eens in de zeven jaar gehouden

 

Hier zien we enkele 'Omegangen' van de processie

 

Het gebeente van de heilige kreeg in de vroegchristelijke kerk een plaats onder het altaar. Tot de tiende eeuw was voor deze plek het ongeschonden lichaam van een heilige vereist. Maar bij de explosieve groei van de bouw van Romaanse kerken waren er natuurlijk niet voldoende lichamen van heiligen beschikbaar. Om hiervoor een oplossing te vinden ging men geloven dat de heilige in alle delen van zijn lijk werkelijk zelf aanwezig was. Ook in zijn schedel en botten bijvoorbeeld. Men ging zelfs zover dat men geloofde dat zelfs een botsplintertje voldoende was om zich te verzekeren van de aanwezigheid van een heilig persoon.

Exlplosieve groei relieken

Ik vermoed ook dat de enorme bloei van de sacrale bouwkunst in de Romaanse periode van de Middeleeuwen gezorgd heeft voor een explosieve groei van de vraag naar relikwieën. Wat was namelijk het geval? Elke kerk moest bij de bouw beschikken over een relikwie als een soort garantie voor de heiligheid van de inwijding. Er kwam een groot tekort aan relikwieën. Daardoor ontstond een levendige handel in relikwieën met alle uitwassen die daarmee waren verbonden. Daarom heeft de Rooms-katholieke kerk het aanbieden en verhandelen van relikwieën aan banden gelegd. Wat is nu precies een relikwie en hoe weet je nu zeker dat je te maken hebt met een relikwie? 

Reliquia 

 Het Latijnse woord reliquia betekent ‘overblijfsel’. Het woord wordt vertaald met relikwie of met reliek. In het begin ging het om het stoffelijk overschot van een heilige of martelaar. Zo'n reliek werd opgeborgen in een schrijn. De roomkatholieke leer definieert het betreffende woord als volgt: “relikwieën zijn het overblijfsel van lichamen van heiligen, van door hen achtergelaten voorwerpen,of van voorwerpen die met hun lichamen in contact zijn geweest”. . Het verhandelen van lichaamsdelen van heiligen en kledingstukken van heiligen is nu verboden. Het gaat nu alleen nog om voorwerpen die met het lichaam van een heilige in contact zijn geweest.De kerk bepaalt of een relikwie authentiek is. Elk relikwie draagt nu een zegel en heeft een eigen certificaat. In de Middeleeuwen waren het vooral de monniken die toezicht hielden op de relikwieën. Protestanten  spreken in dit verband  meestal van bijgeloof en magische praktijken.

Relikwieëncultus 

Rond de martelaarsgraven met hun relikwieën ontstond langzamerhand een cultus. Van heinde en ver trokken gelovigen naar zo'n graf. Er kwamen allerlei routes naar de martelaarsgraven. Pelgrimswegen werden ze genoemd en in pelgrimsboeken beschreven. In Frankrijk waren er zelfs vier traditionele routes, waarlangs honderdduizenden pelgrims uit heel Europa naar de kathedraal van Santiago de Compostella reisden.

Smeekmotieven

 Zieken namen in de Middeleeuwen allerlei voorwerpen mee, die het zieke lichaamsdeel of de persoon zelf moesten afbeelden. Die voorwerpen waren fascinerend, omdat ze de heilige duidelijk moesten maken om welke lichaamsdelen of om welke persoon het ging die de hulp van de heilige had ingeroepen. Die voorwerpen werden rondom of bij het graf gelegd. Het waren smeekvotieven. Men smeekte als het ware via die voorwerpen de heilige om genezing. Men kende aan deze smeekvotieven magische kracht toe. Ik vind het frappant dat in het oude Egypte ook allerlei voorwerpen een magische kracht werd toegekend. Tegenwoordig kent men in de Rooms-katholieke kerk ook wel votieven, maar dat zijn dankvotieven en die hebben geen magische kracht. Men toont bv. een voorwerp in de vorm van een genezen nier of arm. 

Zien en horen 

Blijkbaar hebben vele gelovigen toch behoefte aan iets heel concreets. Blijkbaar willen ze eerst zien. Op de berg der verheelijking hebben de drie intiemste leerlingen van Jezus  iets van zijn majesteit gezien (Matt.17:1-9). Petrus vertelt er enthousiast over (2 Petr.1:18). Ze mochten daar zelfs Gods stem horen. “Maar wij hebben het woord van de profeten” schrijft Petrus:”U doet er goed aan uw aandacht dáárop gericht te houden als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt”. De Geest van de levende Christus spreekt daarentegen altijd nog tot ons via de profeten en apostelen. De geschiedenis herhaalt zich. Mozes moest het in Egypte  met de staf van het Woord opnemen tegen de slang van de magie. De farao had een slang op zijn hoofd. Mozes had een staf in zijn hand. De staf moet het opnemen tegen de slang. De profetie tegen de magie!    



Inhoudskopierechten worden uitgegeven door Ds. van den Berg of Stichting Reformatica