Jezus persoonsgeheimenis C
Notities
Jezus brengt iets totaal nieuws. Totnutoe was het Koninkrijk van God alleen voor de cultisch reinen, de zuiveren, voor de fatsoenlijke en wetsgetrouwe mensen.En niet voor prostituees, kinderen en tolbeambten. Jezus is héél anders dan alle rabbi’s voor Hem
Het valt mij op dat Jezus in zijn onderwijs altijd aansluit wat de mensen al weten en daarna het gesprek een onverwachte wending geeft
De drie grondangsten van de mens zijn dood, schuld en zinloosheid. Jezus heeft de dood overwonnen door zijn verrijzenis, de schuld door zijn verzoenend sterven en Hij geeft zin aan ons bestaan door zijn zaligsprekingen.
De oudste christenen beeldden Jezus uit als Overwinnnaar met een zegevierend en zegengevend gebaar!
Jezus zegt: God houdt van kinderen die van geen wet weten, van de armen die de wet niet kennen en van de zondaars die de Wet aan hun laars lappen!
De mensen noemden Jezus een profeet, maar het meest wezenlijke van een profeet ontbrak Hem. Alle profeten zeiden: Zo spreekt de Heer. Maar Jezus formuleert Gods woord Zelf Hij zegt telkens Ik zeg u
Het beeld van Jezus als een wat zoete, vriendelijke figuur, die erg gezien was, klopt helemaal niet. De inwoners van Nazaret ergerden zich groen en geel aan Hem; zijn naaste familie zei dat Jezus is niet goed bij zijn verstand was (Marc. 3) en de Farizeeën zeiden dat Hij van de duivel was bezeten Dat is ook wel te begrijpen want:
Hij verbrak het gezinsverband als vrijgezel
Dat deed men niet in Israël
Hij haalde mensen uit hun werk en hun gezin en gebood hen Hem te volgen
Hij ging om met tollenaren, hoeren, melaatsen en Hij schuwde het contact met vrouwen niet.
Het toppunt was wellicht dat hij op klaarlichte dag met een vrouw sprak, die een ‘verleden’ had en ook nog Samaritaanse was (Joh. 4) Geen enkele joodse rabbi zou dat in zijn hoofd halen!
Hij raakte in conflict met de eerbiedwaardige godsdienstige leiders uit die tijd
Hij riep de schare op de band aan Hem belangrijker te achten dan die met de familie
Moslims erkennen Jezus als een groot profeet. De Joden zijn nog wel bereid in Hem één van de rechtvaardigen te zien, anderen beschouwen Hem als een voorbeeldig mens. Maar geen van hen wil Jezus belijden als de Christus. De naam Christus wordt steeds minder genoemd.
Jezus is onze Vorst (letterlijk: de voorste) en Hij is onze Prins van princeps= de eerste)
Toch is Jezus méér dan een joodse “rechtvaardige” ( tsaddiek) meer dan een profeet, of een boodschapper van het Godsrijk.
Hij is de boodschap zelf. Hij is de Christus, de Heiland van zondaren, onze enige Verlosser, wiens verzoenend lijden en sterven wij vieren bij eucharistieviering en Avondmaal
De vraag van Jezus aan Petrus wordt ook ons gesteld. Wie zeggen jullie dat Ik ben? De kerk heeft van begin af met Petrus beleden: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.Wij belijden dat de levende God Zelf onder ons als mens is verschenen.
Voor jood en moslim echter is deze belijdenis van de menswording Gods weerzinwekkend.
Toch heeft de christelijke kerk altijd beleden dat wij in de persoon en in het werk van Jezus Christus God zelf ontmoeten.
Op de grote concilies van de eerste eeuwen heeft ze dat gedaan met het taaleigen van de toenmalige Griekse taal.
Wij zouden het mysterie van Gods menswording nu wellicht wat anders formuleren.
Wellicht wat dynamischer, minder “ismen” en meer werkwoorden.
Maar de essentie van Gods verlossend ingrijpen in Jezus Christus, blijft ook vandaag nog ons eeuwig behoud.
Ik vind het aangrijpend dat in het verhaal over de storm op zee, Jezus op het ene ogenblik slaapt ( hoe menselijk) en even daarna doet wat God alleen kan: de schepping regeren door een enkel woord. Jezus presenteert zich daarin als God.
Wij kunnen bij de uitleg van de Schrift niet doen alsof Jezus niet is verrezen en verheerlijkt en alsof Hij niet onze Heiland is
Ook bij de uitleg en prediking van het Oude Testament moet Hij ter sprake komen In Psalm 8 roept de dichter het uitroept:
O Here, onze Here, wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? Ge hebt hem bijna goddelijk gemaakt. Alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd.!”
De schrijver aan de Hebreeën citeert hem en zegt: Thans zien we nog niet dat alle dingen Hem onderworpen zijn, maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer bekroond(Hebr.2:9).
Wij denken aan allen die nu met Christus verenigd zijn en delen in zijn heerlijkheid .