A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Jezus roots


 

Matteus

De roots van Jezus kunnen we vinden in het eerste hoofdstuk van het evangelie naar de beschrijving van Mattheus.

Boven dit hoofdstuk staat 'geslachtsregister'.

Mattheüs schreef  in de eerste plaats voor de joden en daarom laat hij de stamboom van Jozef niet doorlopen tot Adam, zoals Lucas doet. (3:38), maar stopt hij bij Abraham.

 Mattheüs wil de joden namelijk duidelijk maken dat Jezus uit het geslacht van Abraham is.

Vier vrouwen

 

Als we deze stamboom wat nauwkeuriger gaan bekijken, komen we tot de ontdekking dat de namen van vier vrouwen genoemd worden.

Nu is dat heel merkwaardig, want in joodse geslachtsregisters komen nooit  namen van vrouwen voor.

Hier zelfs vier! Mattheus heeft blijkbaar een speciale bedoeling gehad om deze namen te noeme

 Laten we die namen eens onder de loep nemen.

Tamar, Rachab, Ruth en Bathseba, de vrouw van Uria. 

Daar heb je ze. En wat blijkt nu? Drie van deze vrouwen (Tamar, Rachab en Ruth) zijn van niet-joodse, heidense afkomst en twee van deze vrouwen herinneren aan de schanddaden van Juda en David. Juda had immers met Tamar, zijn schoondochter seksueel contact gehad en negen maanden later was Perez geboren.  En wat David gedaan had met betrekking tot Bathseba liep helemaal de spuigaten uit.

Wat beoogt Mattheus nu te zeggen door het noemen van deze namen?

Relatie met heidenen

 Wel dit: reeds door zijn voorgeslacht had de Christus relaties met de heidenen.

De evangelieschrijver wil ook zeggen, dat  Christus een voorgeslacht gehad heeft van zondige, falende mensen. Zo diep heeft God zich ingegraven in de slechtigheid en schuldigheid van het menselijk geslacht.

Terwijl juist de joden er helemaal niets voor voelden ook de heidenen in te schakelen in de beloften van God en zij zich er bovendien op beroemden uit het geslacht van Abraham te zijn.

 Mattheus wil dus zeggen: jullie moeten niet zo hoog van de toren blazen. Denk maar aan Juda en David.