Ziklag
Ziklag
David wanhopig
Achis, de Filistijnse koning van Gat, wees David en zijn mannen Ziklag toe om in te wonen (1Sam. 27: 6).
Ziklag was een stad in de Negevwoestijn. Het gebied was eerst toegewezen aan Juda, daarna aan Simeon.
Het was bezet door de Filistijnen toen David met 600 mannen, die hem trouw gebleven waren, vluchtte voor Saul.
De koning van Gat accepteerde de vluchtelingen.
Dat deed hij niet uit vriendschap, maar omdat hij drommels goed wist wat een gevaarlijke vijand David zou kunnen worden als hij hem niet gastvrij zou ontvangen.
Achis gaf David de stad Ziklag om in te wonen met zijn manschappen. David bleef daar een jaar en vier maanden.
Achis wilde beslist dat David met zijn mannen zich aansloot bij het Filistijnse leger toen hij zich opmaakte voor de strijd tegen Saul.
Saul was toch zijn vijand, maar de Filistijnen wantrouwden David bij een troepenschouw van de stadsvorsten der Filistijnen (1 Sam. 29). David moest van hen weer terugkeren naar Ziklag. Daar aangekomen, schrok hij vreselijk. De Amelekieten hadden de stad in de as gelegd en de vrouwen als gevangenen weggevoerd (1 Sam.30:2). De mannen van David gaan hem fel beschuldigen.
Waarom moest hij ook zo nodig naar de Filistijnen gaan? Ze willen hem stenigen.
En in die allerwanhopigste situatie zocht hij steun bij God (1 Sam. 30 :6 e.v.).
David is nog steeds in Ziklag als de Filistijnen het leger van Saul aanvallen bij het gebergte Gilboa. In de heftige strijd die nu volgt sneuvelen de zonen van Saul.
Jonatan
Ook Jonatan, de beste vriend van David sneuvelt. Saul pleegt zelfmoord door zich in zijn zwaard te storten. Als David dit bericht van een Amelekiet ontvangt, is hij er helemaal kapot van. Al was Saul zijn vijand, hij bleef toch de gezalfde van de HEER (2 Sam. 1:14).
Het meest heeft hem geraakt de dood van Jonatan:
Jonatan ligt gesneuveld op de heuvels,
Het verdriet verstikt me, Jonatan
Je was mijn broeder, en mijn beste vriend.
Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen.
Ach, dat de helden moesten vallen (2 Sam.1:26).
Wanhopigste plek
De situatie van Ziklag was voor David de wanhopigste periode in zijn leven.
Hij was op de vlucht voor Saul, Amelekieten hadden zijn vrouwen ontvoerd, zijn manschappen kwamen in opstand tegen hem en twee dagen later krijgt hij nog het bericht van de dood van zijn beste vriend Jonatan.
Vermoedelijk ligt deze geschiedenis ten grondslag aan Ps 116:
Banden van de dood omknelden mij
Angsten van het dodenrijk grepen mij aan.
Toen riep ik de naam van de HEER
“HEER, red toch mijn leven.
Of in de oude psalmberijming:
Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij alle troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den Heer' dus aan in al mijn nood:
Koning Hebron
Korte tijd daarna is David tot koning gekroond in Hebron.