Zee
De zee is bedreigend
In het boek Openbaring heeft de zee een ongunstige en negatieve betekenis. Johannes ziet uit de zee het beest opkomen met 10 horens en 7 koppen. [1]
De zee is in de bijbel ook de angst voor alles wat het leven kapot maakt, bedreigt en verschrikt. Onder de vele beloften die ons gegeven worden over de stad van de toekomst, springt deze er dan ook onmiddellijk uit: En de zee was niet meer
In het Nieuw Jeruzalem zal alles wat het leven bedreigt en beangst verwijderd worden. De zee zal niet meer zijn. Er zal eeuwige vrede en harmonie zijn.
Paulus heeft veel gereisd over zee. Iemand heeft eens uitgerekend dat de apostel in totaal 9000 km over zee heeft afgelegd.
In de Bijbel is er sprake van drie zeeën: de Middellandse zee, de zee van Tiberias (meer van Genesaret) en de Dode Zee.
Alleen de eerst genoemde was een bedreiging. Jamin betekent daarom zowel de rechterhand als het zuiden.
Het zuiden lag aan je rechterhand. De Israeliet ging altijd met zijn rug naar de zee staan.
Voor de oosterse mens was de zee een oervloed van donkere en demonische machten. De wateren van de zee vertegenwoordigen in de Bijbel dan ook de chaos, de machten die de schepping bedreigen.
Alexandrijns graanschip
Dit is een model van een Alexandrijns graanschip, dat behoorde tot de zogenoemde classis Alexandrina, de vloot van Alexandrië.
Het vervoerde veel graan uit Egypte naar Ostia, de haven van Rome. Maar ook veel graan naar de havens van Patara en Myra als reserve voor de Romeinse legers. Enkele van die 'granaria' kun je nu nog ontdekken in Zuid-Turkije, grotendeels nog puntgaaf maar bedekt met zand en struiken. Op de terugreis in het voorjaar nam men honderden amfora met wijn mee uit Italië. De capaciteit van zo'n vrachtschip werd uitgedrukt in amfora. B.v. een schip van drieduizend amfora was een groot schip.
De tijd dat dergelijke schepen van de grote vaart van Italië naar Alexandrië konden varen en terug was ongeveer zeven maanden. Dit kon niet meer vanaf oktober omdat het gevaarlijk was pal tegen de noord-noordwestelijke winden in te varen. Deze schepen konden ongeveer 2600 ton graan vervoeren. Ze hadden twee masten en twee zeilen Er was nog een derde zeil, driehoekig van vorm, dat heette supparum. Zie tekening. Als het schip de haven van Ostia naderde werd het supparum gehesen als een soort code dat het schip met graan in aantocht was. Aan de wal konden dan de nodige voorbereidingen getroffen worden.
Romeins oorlogsschip
Een Romeins oorlogsschip zag er heel anders uit.
Het was veel wendbaarder. Het bezat ook geen 'supparum', een driehoekig zeil zoals de Alexandrijnse graanschepen. Met dat supparum kon men op de graanschepen al op grote afstand de komst van het schip aankondigen. De werklui aan de wal van Ostia maakten zich dan gereed om de duizenden tonnen graan te lossen. Zie model van het graanschip boven.
Filistijns schip
Kustvaarders
Paulus heeft tijdens zijn zendingsreizen meestal gebruik gemaakt van een kustvaarder. Zo'n schip voer van het ene eiland naar het andere en van de ene havenstad naar de andere. Men voer dus langs de kust. Dat was wel nodig, omdat men nog niet beschikte over een kompas of een zeekaart. Men oriënteerde zich op de kust.
Kustvaartuigen van de Oudheid werden vooral gebruikt voor het vervoer van vrachtgoederen.
Amfora's
Wijn was een heel belangrijk exportproduct. Wijn werd vervoerd in grote kruiken, zogeheten amfora's.
De tonnage van de schepen werd berekend naar die stenen kruiken. Zo spraken de Romeinen van zoveel honderd amfora's.
Genoemde kustvaartuigen waren zeilschepen. Bij het varen langs de kust maakten zij voortdurend gebruik van de wisseling van land-en zeewind. 's Avonds woei de wind meestal van land af naar zee en 's morgens stond er meestal een zeewind. Daarvan maken nog steeds de vissers in Turkije gebruik. Daarom voer men ook vroeger gewoonlijk 's avond uit.
Als Paulus afscheid genomen heeft van de oudsten van Efeze in de havenstad Milete, zal hij 's avonds, met de landwind in het zeil, zijn uitgevaren.
Varen in volle zee was nog heel iets anders dan de kustvaart. Tussen november en maart liep je als stuurman het risico overvallen te worden door de beruchte noordwesterstorm, de Eurakylon. [2]In Hand. 27:9 wordt vrij nauwkeurig aangegeven in welke periode van het jaar het schip dat Paulus naar Rome moest brengen in moeilijkheden kwam: de periode van de Vasten was reeds voorbij. Hiermee heeft Lucas op het oog het vasten op de Grote Verzoendag op de tiende Tisri, dat is in de maand oktober.
In november was het eigenlijk niet meer verantwoord uit te varen.
De nachten werden langer en stormen kwamen vaker voor. Daarom reisde men op zee slechts van maart tot november.
Dat was het 'open' seizoen. Het 'gesloten' seizoen begon dus al in november.
Als de graanschepen voor de Romeinse legioenen koren vervoerden uit Egypte deden ze dit ook altijd in de periode tussen maart en oktober.
Ze voeren dan altijd langs de zuidkust van Anatolië, de zuidkust van het tegenwoordige Turkije. Van Rome naar Alexandrië transporteerden ze meestal wijn en van Alexandrië naar Rome koren
Graanaria
Graanschuren heb ik ontdekt in Myra en in Patara, plaatsen waar de apostel Paulus ook geweest is. In elke schuur kon ongeveer 6000 kubieke meter graan worden opgeslagen.
Daar in Patara en Myra werd het graan voor Rome in de winter opgeslagen, omdat het te riskant was in open zee naar het noordwesten te varen. De noordwesterstorm (Eurakylon) kon heel gevaarlijk zijn! Als de graanoogst mislukt was, dreigde er hongersnood.
Daarom zorgde men voor voldoende reserve in de granaria. (graanschuren)