A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Proconsul/Procurator


Proconsul / Procurator

Deze inschrijving vond plaats toen Quirinius het bewind over Syrië voerde (Luc.2:1))

In deze adventstijd wil ik drie items ter sprake brengen; Wie was Quirinius? (Luc 2) Waar woonde hij?  En daarna wil ik wat vertellen over de Heilandsgedachte. Het verlangen naar een Verlosser (sotèr soteria).

Eerst de vraag; Wie was Quirinius? Er zijn in het Romeinse rijk twee soorten provincies.  Senaatsprovincies en keizerlijke provincies. De senaatsprovincies staan rechtstreeks onder het bestuur van de Romeinse senaat. Het zijn provincies waar het erg rustig is en men geen opstand verwacht. Het hoofd van zo’n provincie heet een proconsul. Zo iemand was bijvoorbeeld Gallio over de provincie Achaje (Griekenland). Tijdens het proconsulaat van Gallio werd de apostel Paulus in Korinthe aangeklaagd door de joden. Maar Gallio was niet ontvankelijk voor de aanklacht van de Joden. Hij wilde niet ingrijpen in religieuze ruzies. Zijn proconsulaat was heel gunstig voor de ontwikkeling van het christendom. Deze Gallio is later door keizer Nero veroordeeld. Hij moest door zelfdoding een einde aan zijn leven maken. Sostenes, die door de joden een pak ransel kreeg, kreeg bescherming van Gallio. (Han.18:17)

 

Procurator

De keizerlijke provincies staan rechtstreeks onder het bestuur van de keizer. Het zijn provincies waar men een opstand kon verwachten. Dat was het geval in Syrië en ook in Gallië en Spanje. Het hoofd van zo’n provincie heet in de volksmond gouverneur, en zijn officiële titel is legaat van de keizer. Zo iemand was bijvoorbeeld Quirinius die tijdens de geboorte van Jezus het bewind over Syrië voerde. Vermoedelijk was hij ook procurator. Palestina behoorde in die tijd tot de provincie Syrië. Tenslotte zijn er binnen de keizerlijke provincies ook nog regio’s die extra onrustig zijn en zeer moeilijk te besturen. Dat is bijvoorbeeld Judea met Jeruzalem als hoofdstad. Het hoofd van zo’n regio wordt procurator (stadhouder) genoemd. Zo’n stadhouder was bijvoorbeeld Pontius Pilatus. En ik vermoed ook Quirinius. Ook in Syrië hield Quirinius een census (= een belastingheffing). Ongeveer 4o jaar hebben deze inschrijvingen geduurd. In Ankara heb ik nog een koppie gezien van het document waarop keizer Augustus zijn daden heeft vastgelegd. Daar stond ook de census van Lucas 2 bij, die belastingheffing veroorzaakte een storm van protest en verzet. Lucas vertelt hoe in de tijd van die census Judas de Galileeër en zijn mannen zich fel verzet hebben tegen deze census, maar uiteindelijk toch het loodje moest leggen. (Hand.5:37)

 

Vriend van de keizer

Ten opzichte van zo’n gebied voerde de keizer van Rome een echte vriendjespolitiek. Hij koos als stadhouder altijd iemand die hij voor honderd procent kon vertrouwen. Hij kreeg de titel amicus Caesaris, vriend van de keizer. Ook Quirinius droeg die titel. We begrijpen nu waarom Pontius Pilatus zo gevoelig was voor wat de Joden tot hem zeiden: ”Als u deze Jezus loslaat, bent u geen vriend van de keizer meer”. Het was Pontius Pilatus er alles aan gelegen om ‘amicus Caesaris’ te blijven, dat wil zeggen om zijn ambt als procurator te kunnen behouden. Later is hij door de keizer toch de laan uitgestuurd. Hij werd terug geroepen naar Rome. Toen heeft de keizer een ander benoemd als procurator. Jezus noemt zijn volgelingen ‘mijn vrienden”.