A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Romeinse overheid


 

 

 

Forum Romanum in Rome het hart van de Romeinse staat

 

Gewoonlijk was de keizer zo gekleed en lijkt het een aardige man

 

 

 

 

Keizer Augustus wilde niet als god vereerd worden. De Romeinen waren daar te nuchter voor. Onder invloed van het oosten kwam daar langzamerhand toch verandering in

Portret van keizer Augustus

 

 

 Verdraagzaam

 

 

De Romeinse staat was erg verdraagzaam ten opzichte van vreemde godsdiensten. De goden van overwonnen volken werden met alle respect behandeld  en hun cultusvormen geen belemmeringen in de weg gelegd.

Waarom werden dan onder tal van  keizers de christenen  toch zo heftig vervolgd? De tolerantie sloeg om in harde onverdraagzaamheid als de “externe religie” de interne staatsveiligheid zou kunnen bedreigen. De Romeinen waren doodsbang voor verstoring van de openbare orde. Een bekend voorbeeld is het opkomen van de extatische Bacchrusriten, de Bacchanalia.

 

 

 

Bacchanalia

 

 

De fanatieke extase van de Bacchusfeesten met hun nachtelijke orgieën waarbij alles geoorloofd was, was een bedreiging  voor de staatsveiligheid. Ongecontroleerde samen komsten waren een gevaar voor de staat.

 Het ingrijpen van de overheid was niet gericht tegen de inhoud van nieuwe religieuze gemeenschappen. De overheid werd na de Bacchanalia  wel erg wantrouwend tegenover alles wat vreemd was op religieus gebied. Veel werd wel toegestaan, als de overheid er maar grip op had.

De Romeinse staat had ook vogelwichelaars en zijn ingewandschouwers in dienst om de voortekenen te raadplegen. De overheid had  ook een collectie orakelspreuken  zoals de Sibillijnse boeken, maar zij vormden een staatsinstrumentarium dat men  onder controle had.  De Etruskische ingewandschouwers werden soms om advies gevraagd door de senaat, maar zoals verwacht gaven deze een advies dat de senaat graag wilde horen.

Toch hechtte de Romeinse overheid doorgaans geen enkele betekenis aan de vlucht van de vogels en het schouwen van de ingewanden. Waarom dan toch dat bijgeloof ?  Het antwoord is:uit respect voor het gewone volk en  vanwege het staatsbelang handhaafde men de augurale traditie van de vogelwichelaars in theorie en praktijk.

 Het volk bleef vasthouden aan de traditionele opvattingen dat rampspoed, van welke aarde ook, aangekondigd door allerlei voortekenen, toe te schrijven was aan de toorn der goden. Een goede verstandhouding met de goden, pax deorum, kon alleen maar hersteld worden door de gebruikelijke zoenoffers. Dit volksgeloof was zeer hardnekkig.

 

 

 

 Keizercultus

 

 

Daar kwam nog iets bij. Dat is de keizercultus. In Rome en Italië  stuitte het goddelijke eer bewijzen aan mensen de bevolking tegen de borst. Keizer Augustus wilde daar niets van weten en de Romein was daar ook te nuchter voor. Na de dood van Augustus wordt dit anders. In Egypte en Mesopotamië werd algemeen aanvaard dat heersers goddelijke wezens waren en zo ook vereerd moesten worden.

 Geleidelijk aan won deze opvatting ook terrein in Rome. Er was een oeroud geloof dat iedere man zijn genius  had. Deze genius was een inwonende macht in de man. Ook de keizer had een eigen genius en zo ontstond de gewoonte  om niet de keizer zelf te aanbidden, maar zijn genius. Men ging offeren aan zijn genius. Degenen die dit weigerden zoals bijvoorbeeld de christenen , waren een bedreiging voor de staatsveiligheid.

Vreemde godsdiensten, die er godsdienstige praktijken op na hielden die niet volgens traditionele riten plaats vonden werden ‘externe religies’ genoemd. Het was bijgeloof. De beschuldigingen waren velerlei: ordeverstoring, atheïsme, sacrilegium= ongehoorzaamheid aan de keizer enz.

 

 Zwaarste vervolging

 

In 303 is de zwaarste vervolging los gebarsten die de christenen ooit hebben doorstaan. Dat was onder keizer Diocletianus(284-305). Hij beschouwde zich als ‘heer en god’.Hij gedroeg zich als een oosters despoot. Men moest hem knielend begroeten, terwijl alle keizers  vóórhem de normale groet accepteerden.

Op 23 februari 303, het feest van de Terminalia, ter ere van de Oud-Romeinse god Terminus, werd het eerste edict aangeslagen. Godsdienstoefeningen werden verboden. Alle heilige geschriften moesten geconfisqueerd worden. De kerken moesten verwoest worden en de religieuze samenkomsten verboden.

In de zomer van 303 volgde een tweede edict, dat gericht was tegen alle kerkelijke leiders: bisschoppen, ouderlingen, diakenen, voorlezers en exorcisten.

 Zij werden gevangen gezet om hen tot offeren ter dwingen. Zo groot was het aantal arrestanten dat er geen plaats meer was in de gevangenissen en men de gewone misdadigers moest vrijlaten. Zie ook Martelaren