A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Rome / Keizer Nero


  

  

  

 Nero is de man die goed begint als hij in 54 Claudius opvolgt als keizer van het Romeinse rijk. maar die zichzelf ontwikkelt tot een moordzuchtige wreedaard. Aanvankelijk had Senec nog een goede invloed op hem

"Nero en Seneca, de despoot en de denker"  van Anton van Hooff.  Uitgave 2010. De naam de killer en de likker was toepasselijker geweest. Want Nero was een groot en trouw dienaar van de dood , hij vermoorde niet alleen zijn moeder maar vele anderen.en Seneca vilde door vleierij een zo'n groot mogelijke invloed krijgen. Beiden pleeegden ze zelfmoord.

  

Rome in het amfitheater

 

Het grote amfitheater, dat Nero na de brand heeft laten bouwen, is tot de laatste plaats bezet. Het is pauze. Negerslaven slepen de lijken van de verslagen gladiatoren weg uit de arena. Hun drietanden en netten blijven als stille getuigen van de strijd achter. De met bloed doordrenkte plekken  zand worden met krokusbladeren bestrooid.

Ondertussen worden versnaperingen rondgedeeld

 

 

Keizer Nero geniet met volle teugen.

De bezoekers grijpen gretig naar de gebraden stukken vlees en de vijgenkoeken.

Reukwerken worden verbrand in terrines, die tussen de zitplaatsen zijn gezet. Een regen van ragfijne parfumdruppeltjes daalt neer onder het zonnedak waar de keizer zit, die omringd is door senatoren in toga, gehelmde pretorianen, zwaarbewapende lijfwachten en tal van beeldschone vrouwen

 

Gladiatoren vechten niet man tegen man, maar man tegen beest: leeuwen, tijgers en Afrikaanse buffels

 

Waar gebeurd

“Straks komen de christenen”, roept een Romein grinnikend, terwijl hij gulzig een been met schapenvlees afkluift en daarna het vlees wegspoelt met een grote slok wijn.

 “Dan zul je nog eens wat beleven” is de reactie van zijn buurman.

Trompetgeschal kondigt het einde van de pauze aan. De duizenden op de tribunes rekken hun hals naar de ijzeren tralies die knarsend en piepend  open gaan.

Uit de donkere openingen worden  in dierenhuiden genaaide slachtoffers door de opjagers  met zweepslagen naar   het midden van de arena gejaagd. Het volk joelt en gilt opgewonden.

“Daar zijn ze!! Daar zijn ze!!” Dat zijn de mensen die Rome verwoest hebben!

Vreemde, harige gedaanten lopen naar het midden van de arena, knielen neer in het zand en heffen hun handen omhoog.

Plotseling gebeurt er iets vreemds, wat niemand verwacht had.

Christus regnat

 De duizenden op de tribunes worden stil. Het gejoel stokt. De slachtoffers beginnen te zingen. Eerst aarzelend, maar spoedig luider en luider zodat het gezang het gehele amfitheater vervult.

“Christus regnat.Christus triumfator!
Even is het volk stil.

Maar dan wordt de stilte verbroken en barst het gekrijs van alle kanten los.

Afgekluifde beenderen en lege wijnbekers worden naar beneden gegooid. Daarvoor zijn ze hier niet gekomen!  “Ad bestias! Ad bestias

! joelen en scanderen de duizenden op vermaak beluste toeschouwers.

Ad bestias

Dan gaan langzaam, tergend langzaam andere luiken open. Uitgehongerde wolfshonden uit Ierland, grote gele Molossen uit de Peloponésus met bloed doorlopen ogen rennen de arena rond op zoek naar een prooi.

Ze worden gevolgd door een aantal leeuwen en panters waarvan keizer Nero een scheepslading vol uit Centraal Afrika  naar de haven van Ostia heeft laten brengen.

Een berenvacht is van de schouders van een grijsaard gevallen  en zijn maanwitte lichaam steekt scherp af tegen de donkerharige groep in het midden van de arena.

“Christus, in uw handen beveel ik mijn geest” roept hij luid als een van de tijgers hem naar de keel vliegt en hij als eerste slachtoffer in het mulle zand valt.

Het gekraak van de verbrijzelde beenderen is duidelijk te horen tot op de  hoogste rij van de arena.

 Dan vallen ook de andere beesten aan. Het gezang van de honderden slachtoffers verstomt. Snakkend sluipen de panters tussen de slachtoffers door en spoedig is het rauwe geluid van malende en kauwende beesten op alle tribunes te horen.

Nero geniet zichtbaar en maakt enkele grapjes met de twee jonge vrouwen naast hem.

Nieuwe groepen christenen worden de arena ingejaagd. Ze worden vooraf gegaan door een meisje dat op de rug van een buffel is vastgebonden.

Het dier probeert vergeefs  het naakte lichaam van het meisje van zich af  te schudden. De toeschouwers kijken in grote spanning toe.

 Nero geniet

Nero geniet intens. Zal de buffel succes hebben? De spanning blijft, omdat telkens nieuwe variaties vertoond  worden. Eindelijk is het schouwspel afgelopen.

 Het volk verspreidt zich en vult – door nieuwsgierigheid gedreven – de tuinen van Nero, die alleen voor deze dag voor het plebs geopend zijn. Ondertussen is het gaan schemeren.

De avond valt.

Aan weerszijden van de lange, brede lanen die tot aan de Tiber reiken, zijn honderden ijzeren palen opgericht, waaraan menselijke lichamen zijn vastgebonden.

 Ze zijn gewikkeld  in doeken die gedrenkt zijn in hars en zwavel. Terwijl de schemer over het reuachtig grote park neerdaalt,  enkele gieren  al  laag  overvliegen, waait een koele wind van de Tiber langs de bleke, asgrauwe gezichten van de slachtoffers.

Onze vader

 Soms neemt een hele rij het “Onze Vader” op de lippen, dat weer door een andere rij als bij estafette wordt overgenomen.

Nu is het zo goed als donker.

Huiveringwekkend  klinkt het krassen van de raven.

Plotseling schrikken de duizenden op. Een blauwe steekvlam schiet omhoog.

Binnen enkele seconden kronkelen langs alle palen de vlammen  als  slangen omhoog, die kreten van pijn ontwringen aan de menselijke fakkels, die als feestverlichting moeten dienen ter ere van de grote Spelen die spoedig in het Circus zullen beginnen.

 De reuk van brandend vlees vervult de zoele avondlucht. Onmiddellijk werpen enkele gitzwarte slaven uit Ethiopië handenvol aloëbladeren in de wierookvaten, die tussen de ijzeren palen zijn geplaatst.

 Muzikanten, vermomd als faunen beginnen te spelen opdat het gejammer van de brandende slachtoffers de keizer niet zal horen.

Saters, kleine, grappige figuren met hun puntige baardjes, korte staart en bokspoten, springen om de faunen heen en  dansen op hun muziek.

 Wagenrennen beginnen!

Terwijl zij nog musiceren, openen zich de poorten van het Circus. Onmiddellijk beginnen de wagenrennen. De eerste wagen is van de keizer zelf. Het is een  vierspan dat met goud en zilver is opgetuigd. Het volk is enthousiast.

 Nieuwe vierspannen wervelen langs de tribunes, waar boven donkere, blauwachtige rookwolken vanuit Nero’s tuinen drijven.

Horizontaal  hangen de wagenmenners in de bochten buiten de wagens.

De paarden hebben hun neusvleugels wijd open gesperd en hun ogen schieten vuur van angst voor  de flikkerende fakkels aan weerszijden van de renbaan. Ze worden beteugeld door de vaste hand van de menners.

Als Nero de eindpaal bereikt kent de opgewondenheid van het volk geen grenzen meer. De duizenden gillen, joelen en schreeuwen  - Caesar Kurios! Caesar Kurios” De keizer is Heer! De keizer is Heer!

Opnieuw worden versnaperingen uitgedeeld. Slaven werpen  handen vol goudstukken midden in de tierende menigte

Even ten zuiden van Rome, in één van de catacomben aan de Via Appia komt op dat moment een groep christenen bij elkaar. Niemand van de duizenden in het theater hoort hen, als zij bidden:

Heer, ontferm  u over ons!