A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Reukofferaltaar


 

Reukofferaltaar met draagringen voor de draagstokken. God trekt  immers mee met zijn volk. Hij is niet als Zeus die onbereikbaar op de Olymus woont!

Reukofferaltaar

 

Reproductie van de tabernakel in de Negev woestijn

Op de grote Verzoendag bracht de hogepriester  een pan met brandende wierook  naar de kist van het Verbond,de ark, als symbolische woonplaats van God de HEER. Hij woonde op het 'verzoendeksel'

Je moet een altaar maken  voor  het branden van reukwerk  Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed en twee el hoog; de horens moeten er een geheel mee vormen.(Ex 30:1)

 

Het reukofferaltaar bevond zich in het heilige van de tabernakel en van de tempel. Het was met bladgoud overtrokken. Het stond voor het gordijn, dat naar het  heilige der heiligen voerde. Iedere avond en iedere morgen werd er reukwerk op geofferd. Dit gebeurde door het verbranden van wierook of andere kruiden. Verbrande wierook verspreidde een heerlijke geur.En de horens mochten door asielzoeker bij levensgevaar worden beet gegrepen om veilig te zijn

 Geestelijke betekenis 

Alle elementen van de oudtestamentisch eredienst hebben een heen wijzende betekenis. Ze wijzen boven zichzelf uit naar een hogere werkelijkheid. Heel duidelijk zien we dat in de brief aan de Hebreeën. Alle personen en attributen in die eredienst  hebben betrekking op de komende Christus. De figuur van de hogepriester staat in het middelpunt. De echte hogepriester is Jezus (Hebr. 4:14).In heel het Oude Testament gaat het over Hem. Heel die oudtestamentische cultus moeten we zien  in de categorie van de vervulling. De kerk vervangt Israël niet, maar Jezus Christus vervult wat er over Israël is geschreven.

   

Wat is nu de geestelijke betekenis van de reukoffers?  De heerlijke geuren van het reukwerk symboliseren  de verzoenende voorbede van Christus, de grote Hogepriester. Zij symboliseren ook de gebeden en de voorbeden van de gelovigen. De oudtestamentische gelovigen baden ’s morgens en ’s avonds met opgeheven handen. Dat lezen we ook in Psalm 141:2:

Laat, HEER, mijn gebed en mijn handengeheven zijn, tot u gerichtAls reukwerk voor uw aangezicht,Als offers die des avonds brandenOf in de ude berijming: Mijn bee met opgeheven handenKlimt voor Uw heilig aangezichtAs offers die des avonds branden Als reukwerk voor u toe gericht. Heilige der heiligen 

Nog even een herinnering aan wat er in het heilige der heiligen stond lijkt me wel zinvol hier. Daar stond de ark. De ark van  het verbond. Dat was  een houten kist met goud overtrokken. In die ark werden de twee stenen tafels van de wet bewaard, de kruik met manna en de staf van Aäron die gebloeid had. Die ark van het oude verbond was de symbolische residentie van God. Hij troonde op de plaat der verzoening tussen de cherubs.(Ps 99:1)

 Ook een vuurpan 

Op Grote Verzoendag bevond  zich in het ‘heilige der heiligen’ ook een vuurpan met een vuur van gloeiende kolen. Als Aäron het heilige der heiligen was binnengetreden moest hij reukwerk op die gloeiende kolen leggen. (Lev. 16:13). Dan ontstond er een rookwolk. Die rookwolk zou het verzoendeksel op de ark met de verbondstekst aan het oog onttrekken. Nu weten we door allerlei opgravingen, dat de Egyptenaren, de Babyloniërs en de Feniciërs ook al reukoffers brachten. Wierook  branden was aan Israël ook al bekend in Egypte. Is het dan soms allemaal hetzelfde? Nee, want bij Israël hadden die offers een zeer speciale, uitzonderlijke betekenis. Ik geloof  trouwens dat alle religies  buiten het christelijk geloof misvormde echo’s zijn van Gods openbaring (Rom. 1 :21). De welriekende geur  van het reukoffer was een  symbool van de verzoenende voorbede van de komende Christus!!

 Hebr.9:4 

In Hebr 9: 4  lezen we in de vertaling van het NBG dat het gouden  reukofferaltaar in het ‘heilige der heiligen’ stond. U denkt misschien: maar dat klopt toch niet? Het gouden reukofferaltaar stond toch in het ‘heilige’ ? Inderdaad dat is ook zo. Maar in plaats van ‘reukofferaltaar’ kan in genoemde tekst ook ‘reukwerkvat’ worden gelezen. Het woord dat in Hebr. 9: 4 wordt gebruikt komt  twee keer voor in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de zogenoemde Septuagint. In beide gevallen gaat het beslist niet over het reukofferaltaar, maar over een soort pot of vat dat verplaatsbaar was. In Hebr. 9 : 4 doelt het  woord op de pan met reukwerk waarmee de hogepriester jaarlijks het heilige der heiligen binnentrad. Volgens de Talmoed was deze pot van zuiver goud. Het reukofferaltaar was alleen met goud overtrokken. Bovendien weten we van Flavius Josefus dat dit gouden vat in het heilige der heiligen bewaard werd. De schrijver  laat inderdaad het reukofferaltaar onvermeld, maar dat ligt ook voor de hand, omdat alle nadruk valt op de actie van de hogepriester met het reukwerkvat. Juist dit attribuut had een belangrijke functie. De hogepriester kon het hele reukofferaltaar niet meeslepen naar het heilige der heiligen. Hij gebruikte slechts het reukwerkvat, dat trouwens ook gevuld was met de gloeiende kolen van het reukofferaltaar.