A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Hebreeenbrief C


 

  Hebreeeënbrief  C

(zie ook Hebreeën A en Hebreeën  B en Zeloten))

 Over de engelen zegt hij:’Die zijn engelen inzet als windvlagen en zijn dienaren als een vlammend vuur.’ (Hebr.1:7)

 

 

 

Voorstelling van een oorlogsengel

 

 

Christus is in het middelpunt.

 

 

Jakob zag in zijn droom in Betel de engelen op- en neerstijgen

 

 

 

Je krijgt de indruk dat de lezers van de Hebreeënbrief heel wat ophadden met engelen. Of dat er in hun omgeving veel aandacht was voor de glorieuze verschijning van engelen.

 

 Engelen populair

 

 

 Dat paste natuurlijk wel in de tijd dat de Joodse opstand broeide in Palestina. Die zelotenbewegingen riepen natuurlijk graag:God wil dit. God steunt ons. Nieuwe profeten staan op, opgewonden verhalen doen de ronde- over wonderlijke  visioenen,over  machtige engelenverschijningen. Het is heel goed mogelijk dat christenen het gevoel krijgen  dat ze daar een beetje bij achterblijven.  Wat zou het mooi zijn als zij ook eens zo’n engel zouden zien – die vechtjassen uit elkaar woei of als een vlammend vuur uit de hemel de barricaden verteerde...(Mieke Brink in ND)

 

Joodse opstand

 

Het felle optreden van de Zeloten leidde tot het uitbreken van de eerste Joodse opstand in 66.

Deze opstand was tot mislukken gedoemd. Niet alleen door het overwicht van de Romeinse legioenen, maar ook door een eindeloze rivaliteit   binnen de partij der Zeloten zelf. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus vertelt dat de Zeloten  door heftige ruzies meer doden en gewonden bezorgden aan elkaar dan aan de Romeinen. Tevergeefs keken vele Joden uit naar machtige engelenverschijningen die hen zouden verlossen.

 

Engelen zijn slechts dienende geesten, maar ...

 

Vers 8 b

Maar tegen de Zoon zegt Hij: God, uw troon staat tot in eeuwigheid. 

 

Het gaat hier dus om een tegenstelling een contrast. Uitgedrukt door het woordje ‘maar’.Die engelenverschijningen kunnen wel indrukwekkend zijn, maar ze zijn slechts  eventjes, vluchtig en voorbijgaand. Hoe heel anders is  het koningschap van Jezus. Zijn troon staat tot in eeuwigheid. De engelen kunnen weliswaar ingezet worden als machtige windvlagen en als laaiende vuurvlammen, Maar die gaan voorbij. Boodschappers blijven maar even. Wat mij opvalt is, dat hier de Zoon aangesproken wordt als God en dat van Hem gezegd wordt dat zijn troon tot in eeuwigheid  zal bestaan. Zijn macht is stabiel. Op Hem kun je blijven vertrouwen.

 

God Zelf

  Hebr. 1:8

God uw troon houdt stand in alle  eeuwigheid en de scepter van het recht is de scepter der gerechtigheid.

 

Hier is een hofdichter aan het woord die een loflied zingt op de bruiloft van een jonge koning. Die jonge koning wordt bij zijn troonsbestijging met ‘God’ aangesproken. De dichter komt woorden tekort om hem te bezingen.

 Eerste betekenis  

In eerste instantie gaat het om een jonge koningszoon die gekroond wordt. De dichter schat hem zo hoog dat hij hem met ‘ God’ aanspreekt. Gaat dit niet veel te ver? Een sterfelijk mens, ook al is hij een bruidgom kan toch niet met God aangesproken worden?. 

 

Dieptedimensie 

 

 

 

 Er zit een dieptedimensie in deze tekst, die we niet mogen wissen en  missen.  De aanspraak ‘God’ betreft de Zoon van God die goddelijke eer wordt toegerekend.  Deze tekst krijgt nu in de Hebreeënbrief een betekenis die ver boven het menselijke  uitgaat. God zelf neemt die aanspraak over.. In deze tekst uit de Hebreeënbrief wordt die uitspraak gebruikt  bij de troonsbestijging van de opgestane Paasvorst. Volbewondering zingt God mee:uw troon is van eeuwigheid en is  niet  aan het wankelen. Dit loflied is daarom niet langer beperkt tot die koningszoon uit Israël. Het gaaat hier ten diepste over het koningschap van Christus.