A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Endor/dodencultus


Endor/dodencultus  

 

Endor als Kanaänitische enclave 

Endor was een van de vele Kanaänitische stadstaatjes die Israël niet had veroverd.

Volgens Deuteronomium kwamen dodenbezweerders vooral voor bij de Kanaänieten.

 En Israël leefde midden tussen hen in. In Kanaän bevonden zich veel ‘meesters van de dodengeesten’ .Als een geliefde was overleden kon je via deze “hiernamaalsdeskundigen” weer contact krijgen met de overledene. Op die manier zocht de wanhopige Saul contact met Samuël(1 Sam.28).

Tussen 1400 en 1200 voor Christus leefde in de Kanaänitische stad  Ugarit de priester-schrijver Ilimilku. Hij werd door vele bewoners van Ugarit geraadpleegd omdat men geloofde dat hij contact had met de geesten van de gestorven familieleden.

Zo zal Ilimilku er wellicht uitgezien hebben. dit is een Fenicisch beeldje van ivoor uit de stad Ugarit. De Feniciers waren erg knap in het uitsnijden in ivoor

Het raadplegen van de geesten der doden was juist in Kanaän erg actueel. De goddeloze koning Manasse  zoon van Hizkia kende een duidelijke voorkeur voor de religie van Kanaän. Wat was die religie onder andere?  Koningen en  helden werden in Kanaän na hun dood vergoddelijkt en aangeroepen als helers en helpers. Midden in de nacht kwam men bij elkaar rond hun graf. Er werd een maaltijd georganiseerd waarbij de nabestaanden via de dodenbezweerders in contact konden  komen met de doden.

 

Deze  dodencultus hing sterk samen met de verering van Baäl.

 

Baäl ging ook elk jaar weer dood en stond elk jaar weer op. De Kanaänieten kenden een duistere wereld van een meergodendom.  Je wist als mens nooit aan wie en waaraan je was overgeleverd. Occulte praktijken leverden je over aan  een onbekende wereld van manipulatie, duisternis en kwaad. Het raadplegen van de doden is in principe een ontkenning van de Levende. We moeten niet de doden raadplegen, maar de levende Heer. Doorslaggevend voor ons is wat Jezus gezegd heeft toen de Farizeeën hem een strikvraag stelden: als een vrouw 7 keer getrouwd is geweest met de zeven broers uit éen gezin, van wie van de zeven broers zal zij in de opstanding de vrouw zijn? Jezus zei:weten jullie niet dat God gezegd heeft:(Mat.22:29 e.v.) “Ik  ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. “ Hij is geen God van doden, maar van levenden” We moeten ons dus niet met de doden bezighouden, maar met de Levende Heer 

Oude Testament 

 

Het Oude Testament wijst het contact met de geesten van de doden in sterke bewoordingen af.  ”Er mag bij u geen plaats zijn voor waarzeggers, wolkenschouwers, wichelaars, tovenaars en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen. Want de HEER verafschuwt mensen die zulke dingen doen, zegt het boek Deuteronomium (Deut.18: 10). De profeet Jesaja heeft het over het gefluister en gemompel van de doden- bezweerders en over de gedempte klanken uit de diepten. Hij drijft zelfs de spot met de Babylonische koning. Die dacht na zijn dood als een godheid te kunnen heersen, maar in het dodenrijk blijkt hij een zwakkeling die neerdaalt de allerdiepste  put. Spreken de doden echt? 

 Is er contact met de geliefde overledenen  mogelijk? De  mens is geneigd dit echt te geloven in noodsituaties en bij groot en intens verdriet. Dat is ook het geval bij Saul aan het eind van zijn leven (1 Sam. 28).Gods Geest is van hem geweken omdat hij telkens politieke keuzes de voorrang heeft gegeven boven het luisteren naar de HEER. Hij kan ook niet accepteren dat God een nieuw begin wil maken met David. Het volk is weggelopen,  zijn beste dienaren zijn gevlucht ,zijn zoon Jonathan is innerlijk van hem vervreemd, Samuël is gestorven en God laat niets van zich horen. En nu staan de Filistijnen op het punt hem te vernietigen. Wat kan hij nu doen? Hij moet Samuël spreken. Saul geeft opdracht een dodenbezweerster te vinden. Ze wordt gevonden in Endor.  

Was het Samuël?

 Was het echt Samuël die zelf opkwam? In  1 Sam. 28: 13 zegt de vrouw van Endor dat zij een “goddelijke gestalte uit de aarde ziet oprijzen” . De eerste lezers van het verhaal waren er ongetwijfeld van overtuigd dat het Samuël was. Toch spreekt het Oude Testament met grote omzichtigheid en voorzichtigheid over het hiernamaals. Het heet dat men bij zijn vaderen ‘te ruste gaat”. Het staat vast voor de oudtestamentische gelovige dat God de zijnen bij hun dood niet loslaat. Het zou nog lang duren  voordat deze overtuiging in zijn diepere betekenis wordt begrepen  als een opstanding uit de doden.

Enkele kerkvaders zagen in deze gestalte (die Saul direct interpreteert als de gestalte van Samuël) een bewijs van de komende opstanding.

Anderen daarentegen beschouwen de ‘goddelijke gestalte’ als een demon. Dat is mijns inziens niet juist. Dat het een demon was klopt niet met de gebruikelijke Kanaänitische opvatting dat de term’ goddelijke gestalte’ niets anders is dan de geest van de overledene. Dan is er nog een derde  interpretatie:sinds de Reformatie doet de verklaring van een zinsbegoocheling opgeld. De dodenbezweerster te Endor zou een of andere truc gebruikt hebben, waardoor het leek alsof Samuël verscheen. Saul is immers bijgelovig. En Samuël is bij God.

 

 Demonische wereld

 In het licht van de Bijbelse waarschuwing tegen dodenbezwering is de laatste verklaring echter erg naïef. Als je deze geschiedenis psychologisch gaat verklaren, doe je de religieuze achtergrond van de tekst geen recht. Er is meer aan de hand. Er bestaat wel terdege een gevaarlijke geesteswereld waarmeer de mens zich niet moet inlaten.