A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Bytinie Concilie Nicea in 325


Van  Petrus, apostel  van Jezus Christus aan de uitverkorenen die als vreemdelingen in Bitynië verblijven (1 Petr.1:1)

 

Paulus wilde doorreizen naar Bitynië maar de Heilige Geest liet het hen niet toe.(Hand. 16:7).

Via visioen of via Silas ? We weten het niet.Silas had een profetische gave(Hand. 15:32).

Zie ook Diaspora (vervolg)

 

 

 

Bitynië lag aan de Zee van Marmora in Turkije

Als Paulus door  Frygië en de landstreek Galatië is getrokken (Hand. 16:6) op zijn tweede zendingsreis wordt hij twee keer achter elkaar gedwongen van koers te wijzigen.

 Eerst in Asia als  hij waarschijnlijk naar Efeze wil gaan en daarna als hij naar Bitynië  wil reizen.De Heilige Geest dwingt hem om naar Griekenland en Macedonië te gaan.

 Dus niet naar het zuiden en niet naar het oosten ,maar naar het noordwesten! Daarom trekt Paulus de Sultan Dagh over en zo komt hij in Troas.(Hand. 16:7) waar hij het gezicht krijgt van een Macedoniër die  hem naar Europa roept. (Mysië ligt ten westen van Bitynië)

Bitynie lag in het westen van het huidige Turkije.
Hier lag de bekende stad Nicea waar iu 325 het eerste oecumenische concilie werd gehouden.
Nicea lag aan de Zee van Marmora, tegenover Constantinopel

Belijdenis van Nicea (in Bitynië)

Ik vind het heel verrassend te ontdekken, dat we nog zo veel weten van de christenen in Bytinië aan wie de apostel Petrus een brief heeft geschreven.Hoe komt dat? Daarvoor bezitten we twee bronnen.

 

Petrus-brieven 

Natuurlijk allereerst de brieven van Petrus. Daaruit blijkt dat de christenen in Bitynië (en andere regio’s) temidden van de ongelovigen een moeilijk leven hadden.

Zij werden voor misdadigers uitgemaakt (1Petr.2:12). Ze werden uitgescholden(1 Petr3:9).

Ze werden  vaak gelasterd 1 Petr 3:16) En waarom werden ze uitgescholden en gelasterd?  Petrus schrijft:“Ze vinden het vreemd dat u niet langer meedoet aan hun liederlijke uitspattingen en ze spreken daarom kwaad over u (1 Petr.4:4).

Het grote verwijt van de  bevolking aan de christenen was dat zij niet aan de goden offerden en zich afzijdig hielden van de cultische maaltijden en drinkgelagen die bij de  godsdienstige feesten gebruikelijk waren.

Vreemdelingen, buitenstaanders

Ze waren ‘buitenstaanders’.

Ze lagen er uit. Ze deden daar niet aan mee. Daarom Petrus hen ook  ‘vreemdelingen”

Maar de Romeinse overheid noemde het christelijk geloof ‘superstitie’, bijgeloof of wangeloof.

 

 Brief keizer

In de tweede plaats worden we nogal uitvoerig geïnformeerd over de christenen in Bitynië  door een ambtelijke briefwisseling die de stadhouder van de Romeinse provincie Bitynië,Gaius Plinius, gevoerd heeft met keizer Trajanus te Rome. (in het jaar 111). Hij vraagt de keizer hoe hij christenen moet straffen als duidelijk is gebleken dat ze christenen genoemd willen worden. Plinius schrijft in een uitvoerige brief onder andere:

”Mij werd voorgelegd een niet ondertekende lijst, die de namen van velen bevatte. Hen, die zeiden, dat ze geen christen waren  of geweest waren, meende ik te moeten laten gaan, wanneer ze met woorden die ik hun voorzei, de goden aanriepen en tot uw beeld, dat ik hier et de beelden der goden had laten brengen, met een wierookoffer of wijnoffer baden, en vervolgens Christus vervloekten.

Zij verzekerden  mij dat de hoofdzaak van hun schuld of dwaling was, dat ze  gewoon  waren geweest op een bepaalde dag vóór zonsopgang samen te komen en onderling een gebed uit te spreken tot Christus alsof hij een god was”

Ik vind het heel opmerkelijk dat twee eeuwen later (in 325) juist in Bitynië het eerste oecumenische concilie werd gehouden waar de kerk klip en klaar beleden heeft dat we in Jezus Christus met God zelf te maken hebben. (éénswezens met de Vader)

 In Bitynië lag ook Chalcedon, waar in 451 een belangrijk oecumenisch concilie werd gehouden.